Fragment
Het hoofd van Leena loopt vooruit op haar vandaag snelle benen, wat behoorlijk een wonder mag heten bij dat tempo, want het is zwaar van gedachten en de wat pijnlijke rug en schouders trachten uit alle macht het op zijn plaats te houden. Bovendien leent de dag zich er niet voor, zo kalm en zonnig als die is, geen wind en aangenaam van temperatuur. Maar dat schijnt Leena niet op te merken.
Tot ze haar voet stoot. Bijna struikelt ze, ware het niet dat een brugleuning haar hand grijpt.
Leena klampt zich er aan vast, haar snelle benen vergeten verder te lopen en nu ziet ze water.
Waar is ze?
Dit deel van de omgeving heeft ze nog nooit verkend. Het ligt aan de andere kant van het dorp en al een poosje loopt Leena over een pad langs een smalle vaart. Even na een flauwe bocht spant een brug naar de overkant, de brug waar Leena - in haar snelle loop gestuit - op gestruikeld is.
Nu hangt ze over de leuning en kijkt naar het water. Het trekt fijne rimpelgolfjes door haar brein. Het spoelt zachtjes haar gedachten uit. Het blaast een zuchtje wind omhoog in haar gezicht. Het lacht mild en vriendelijk naar Leena. Het kalmeert.
×