Fragment
de verte is oneindig
en nevels van de tijd
omgeven haar mystiek
het verlangde thuis
de horizon wijkt eeuwig
met iedere stap gezet
waar kan men vrede vinden
zonder leed of kruis?
wat stuwt je voort, wat is het
misschien de klok die tikt
je reisgenoot, al gaat men
door zand, steen of gruis
er is geen weg terug
je voetstappen vervagen
wat blijft is de echo
van wat achter ligt
welig tierend onkruid
markeert verdacht de wegen
geurig, kleurig, fleurig
ontneemt je soms het zicht
maar onkruid kan wel steken
of woekerend verstikken
waarin je dan verdwaalt
begroeiing te dicht
het is van later zorg
de einder roept je naam
een zon verlicht de wereld
straalt vaag beloften toe
er zweven woorden die in
omfloerst gefluister klinken
maar om ze te verstaan
is wel wat veel gedoe
zijn het geheimen als
wat ligt achter de kim
waarheen voeren de wegen
waarom, waarvoor en hoe?
welk licht beschijnt het kronkelpad
dat in een eerste aarzeling
onzeker en met wankelmoed
maar vol verwachting wordt betreden?
is het de maan, dat glazen oog
die al je voetstappen wil volgen
het duister van de nacht verzacht
en kracht geeft in je brakke leden?
is het de zon, die je toeroept:
‘de koers vooruit, waarom geaarzeld?’
omdat haar warmte koesteren kan
je met haar stralen wil omkleden
×