Fragment
Ze doet er lang over om dood te gaan. Dat is niet de schuld van het wicht zelf. Wel van de sukkels die op haar staan in te trappen alsof ze nog geen deuk in een zak bonen kunnen schoppen. Het begint gênant te worden. En erg saai. Dat laat ik dan ook merken. De zucht doet de ondervrager zowat uit zijn vel springen. Mijn glimlach, als onze blikken elkaar treffen, is de beroemde druppel. Hij snauwt in die ergerlijke taal van ze naar de twee sukkels verderop in de ruimte die meteen metalen staven pakken.
Hooguit drie, vier minuten later is het wicht dood. Niet zo vreemd als je schedel opensplijt als een rotte meloen. Beter voor haar, hoewel haar dood als afschrikmiddel — om te demonstreren wat mij eventueel te wachten staat — volkomen heeft gefaald. En de ondervrager realiseert zich dat maar al te goed, verklapt zijn smoelwerk waar kortstondig de domheid door wanhoop wordt verdreven.
‘Goed, waar waren we gebleven?’ vraag ik overdreven zuchtend. ‘Ik weet het al: jij stelde me een vraag en ik probeerde uit te leggen dat het geen onwil is dat ik het antwoord niet weet. Soms weet men het antwoord op een vraag eenvoudigweg niet. Laten we de rollen even omdraaien. Die restaurants van jullie. De wereld is er werkelijk mee bezaaid. Het maakt niet uit in welk land, stad of dorp je bent. Zelfs in een gehucht met zes straten, waar men minstens een half uur in de auto moet zitten voor zoiets eenvoudigs als melk, een brood of een pakje peuken, omdat de laatste drie buurtsupers binnen een half jaar failliet zijn gegaan, zit wel — je kunt natuurlijk al raden wat ik ga zeggen — daar zit wél een Chinees restaurant om de hoek. Nu ben ik echt heel erg benieuwd of jij antwoord kunt geven op de vraag waarom Chinezen in het buitenland altijd een restaurant beginnen en geen hondenkennel, zonnebankcentrum of een kledingwinkel voor de zeer kleine medemens. En met zeer kleine mensen bedoel ik mensen die net iets te groot zijn om een dwerg te worden genoemd. Mensen zoals jij.’
Natuurlijk zie ik de klap aankomen, maar dat is nog geen reden om deze af te weren of te ontwijken. Als ik dat wel doe, houden ze me vast en dan wordt het alleen maar lastiger om een kleun op te vangen. Ik kiep met stoel en al achterover op de koude betonnen vloer. Niet voor het eerst. Hoewel ik onmiddellijk vers bloed proef, begin ik te lachen. De legerkist die met veel hartstocht in mijn buik wordt geplant, heeft als enig resultaat dat mijn gelach overgaat in geschater. En dat vinden ze zó vreselijk irritant.
×