Samenvatting
Vanaf 1880 zoeken vele kunstenaars nieuwe inspiratie op nog ongerepte plekken in en om Nunspeet en Elspeet. Daar vormt zich eind 19de eeuw een kunstenaarskolonie. In eerste instantie lijken het alleen mannelijke kunstenaars te zijn, maar ook vrouwelijke kunstenaars trekken naar deze omgeving om te schilderen. Het is een periode waarin steeds meer vrouwen het penseel ter hand nemen om als kunstenaar van te leven. Zij hebben een opleiding gevolgd aan de academies van beeldende kunsten in Den Haag, Rotterdam en Amsterdam, waar zij veelal in damesklassen les kregen. Sommige vrouwen gaan in de leer bij een kunstenaar of gaan zelfs naar Antwerpen of Parijs voor hun opleiding. Uit een inventarisatie blijkt dat in de periode 1880-1950 ruim vijftig kunstenaressen voor kortere of langere tijd op de noordelijke Veluwe werkzaam waren. Van het leven en werk van veel van deze vrouwen is weinig bekend, maar in deze uitgave blijkt dat zij een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de kunstenaarskolonie op de noordelijke Veluwe. In dit boek maakt u kennis met zestien getalenteerde kunstenaressen die in deze regio hebben gewerkt: Sientje Mesdag-van Houten (1834-1909), Marie Wandscheer (1856-1936), Chrisje van der Willigen (1850-1931), Hedwig Kleintjes-van Osselen (1871-1936), Blanche Douglas Hamilton (1853-1927), Aletta van Thol-Ruijsch (1860-1930), Stans Balw (1863-1954), Meta Cohen Gosschalk (1877-1913), Suze Robertson (1855-1922), Ima van Eysinga (1881-1958), Anna Kerling (1862-1955), Anna Lehmann (1876-1956), Jo Koster (1868-1944), Kitty van der Mijll Dekker (1908-1994), Guusje Sundermeijer (1923) en Gaby Bovelander (1931).