Fragment
Het was winter en een paar dagen voor de kerst. Het vroor hard en een felle noord-oostenwind joeg de sneeuw op in grote hopen. Een vrouw met een drietal kleine kinderen aan haar rokken naderde het huis van de armenmeester Jelle de Vries en wilde daar aanbellen. Ik was toevallig even in de tuin. Waarom, weet ik niet. Misschien wel om sneeuwballen te gooien, de schoorsteen van de buren was een gewild mikpunt. Vooral als het projectiel door de schoorsteenpijp sissend in de kachel terecht kwam. Ik deed dat nooit bij de buurvrouw, maar wel bij meester Blauwboer, die dan woedend naar buiten kwam. Maar dan was ik al lang gevlogen.
Toen zag ik wie die vrouw was. Het was vrouw Veldstra. Ze woonde in een klein huisje in het ‘Onlôan’. Haar man was werkloos en het gezin had veel ellende.
Wat was er gebeurd? Er was geen eten en geen brandstof meer in het huis van de familie Veldstra. Uit pure ellende had de man toen vlees bij een slager in Heerenveen proberen te stelen. Maar hij werd gepakt en na de gebruikelijke procedure, moest hij een gevangenisstraf uitzitten.
De vrouw belde aan bij de armenmeester De Vries, hij hoorde haar verhaal aan dat ze geen geld had
×