Samenvatting
De geschiedschrijving van de zogenaamd Spaanse periode van de Benedenwindse eilanden Curaçao, Aruba en Bonaire (ca. 1499-1634/6) wordt nog steeds gedomineerd door koloniale mythes over inheemse bewoners en Spaanse encomenderos. Inheemse bewoners worden beschreven vanuit een eurocentrisch perspectief ofwel als Giganten (Vespucci) ofwel als volgzame onderworpenen van Europese kolonisatie. Al in 1588, verdedigde Juan de Castellanos in zijn 'Elegías de los claros varones de Indias y la historia del Nuevo Reino de Granada' het encomienda systeem en prees hij de Benedenwindse encomendero's Juan de Ampiés en Lazaro Bejarano. Twintigste eeuw historici reproduceerden deze koloniale verbeelding van de Benedenwindse eilanden. Europese nieuwkomers werden afgebeeld als de brengers van het christendom en humanisme of als oprichters van het (post) koloniale context van de Nederlandse Antillen.
Ook literatoren werden beïnvloed door deze koloniale mythen. In 1970 liet arts en dichter Chris Engels (pseudoniem: Luc Tournier) archeologisch onderzoek in Aruba uitvoeren om uit te vinden of de inheemse bevolking inderdaad Giganten waren. Cola Debrot baseerde zijn novelle De Vervolgden (1981) op het werk en leven van christenhumanist Bejarano. Humanist Frank Martinus Arion pleitte in 2003 zelfs voor het oprichten van een standbeeld voor Bejarano: 'als de eerste Curaçaose bestuurder die zich met hart en ziel voor ons eiland heeft ingezet en zijn nut meer dan eens bewees. Bovendien was hij één van de eerste humanisten van de nieuwe wereld'. Deze publicatie is een exercitie in het deconstrueren van koloniale mythen en het tot stand brengen van een gedekoloniseerde inheems Atlantische Benedenwindse geschiedschrijving.