Fragment
Met open mond sta ik in de ontvangsthal op het vliegveld van Jakarta.
´Tom, Tom, moet je dit zien!´ Als ik hem eindelijk zover heb dat hij komt kijken wijs ik naar de grauwe muur. Moet je dat beest zien, dat loopt gewoon recht tegen de muur op. . .
Ook Tom vindt de grijsbruine hagedis die zich zonder enige moeite verticaal over de muur voortbeweegt, reuze fascinerend.
´Tjitjak,´ zegt een Indonesische man met een raar petje op zijn hoofd en een vreemd ruikende sigaret in zijn mond tegen ons terwijl hij naar de hagedis wijst.
De bijzondere hagedis is niet het enige wat mij in de grote vertrekhal opvalt.
Er zijn zoveel vreemde en nieuwe indrukken, geuren en geluiden dat ik ogen en oren tekort kom.
De mensen zien er volstrekt anders uit dan in Nederland. Niet alleen hebben ze allemaal een bruine huid en donker haar, hun kleding vind ik ook maar vreemd.
Veel mannen dragen enkel een stoffen lap om hun middel waardoor het lijkt alsof ze een lange rok aan hebben.
×