Samenvatting
'‘Homo homini lupus,’ zei de Romeinse schrijver Plautus, maar hij had ongelijk. Mensen zijn geen wolven voor hun medemens, het zijn katten. We houden van de nacht en de jacht tot we een plek in de zon hebben gevonden en we spinnend indommelen. En als we ons in het nauw gedreven voelen, wachten we ogenschijnlijk kalm af, tot we in een verrassingsaanval onze klauwen kunnen laten zien.' Severine en Fauve hadden elkaar liever nooit ontmoet. Behalve een moeilijke jeugd hebben ze dan ook niets met elkaar gemeen. Fauve is een angstige stadsmus. Met de toekomst is ze niet bezig, wel met de vraag hoe ze de dag overleeft. Severine is een planner. Jaren geleden stippelde ze haar hele leven uit. Ze maakt zichzelf wijs dat ze tevreden is met haar villa en espressomachine. En dat de wereld maakbaar is. Wanneer Fauve verliefd wordt op de man van Severine, staan de vrouwen voor de zoveelste keer oog in oog. Zal het sluimerende roofdier in Severine het kabbelende leventje van Fauve in een orkaan veranderen? Zo is het immers altijd geweest. Zo zal het dus altijd zijn. Of niet?