Samenvatting
Ook uit Barths leer van de verzoening blijkt weer de grote consistentie waarmee hij zijn gedachten ontwikkelt. Die is de logische voortzetting van zijn eerder ontvouwde leerstellingen, vooral wat betreft het particularistische als wat betreft het universele karakter van Gods openbaring.
Een grondgedachte van zijn dogmatiek is dat God in zichzelf zo is als hij zich openbaart. Achter Gods handelen in de tijd en de geschiedenis schuilt niet een nog daarboven verheven wezen van God. Over God kunnen wij alleen iets weten vanuit een bijzondere openbaring, en alleen van hieruit kunnen en mogen we iets zeggen over Gods eeuwige wezen.
Maar waar en wat is openbaring? Barth beperkt die tot die aan Israël en in Jezus Christus. Alleen daarmee heeft de kerk te maken en alleen daarmee moet ze te maken willen hebben. Bij het nadenken en spreken hierover verdiept Barth zich graag in wat eerdere geslachten – en wel alle eeuwen door sinds het begin van de kerk – hierover hebben gezegd.
Eginhard Meijering (1940) was van 1968 tot 1995 predikant en van 1976 tot 2001 lector in de theologiegeschiedenis aan de Universiteit Leiden. Sinds 1980 is hij lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.