Samenvatting
Jongen met rood vest speelt zich af rond 2005. Bob en Heleen Prager zijn een Haarlems echtpaar van in de zestig. Zij krijgen bezoek van de advocaat Marc Bronstein, die vermoedt dat het meesterwerk Jongen met rood vest van Frans Hals, in 1946 door het Rijksmuseum verworven, roofkunst is. Het doek zou in de oorlog onttrokken zijn aan het bezit van een oom en tante van Bob. De advocaat stelt het echtpaar voor om het schilderij via een procedure terug te vorderen. Bob wil hieraan meewerken, Heleen ziet er niets in. Het onderzoek van de advocaat leidt naar Bentveld. Dat dorp heeft voor Heleen een bittere klank. Daar woonde namelijk de motorrijder die kort na de oorlog haar zusje Sonja doodreed. Met het voorstel van de advocaat keert het joodse element terug in het leven van Bob. Ogenschijnlijk had hij zich losgemaakt van zijn joodse wortels. 'Noem mij geen jood, zelfs niet in je gedachten,' droeg hij Heleen op toen hij met haar trouwde. De meeste personen uit het verhaal komen voort uit de fantasie van de schrijver. Het schilderij van Frans Hals dat het onderwerp is van de roman, bestaat in werkelijkheid niet. Toch zal de lezer elementen aantreffen die hem, de geschiedenis van de kunst in Nederland kennende, niet onbekend zullen voorkomen. Hein van der Hoeven (Haarlem, 1951; woonachtig in Den Haag) werkte van 1981-2014 op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Zijn standplaatsen waren Leidschendam, Den Haag, Madrid en Hanoi. Vanaf 2012 verschenen diverse korte verhalen van zijn hand in literair tijdschrift 'Extaze'. Met André Carstens, Aaltje de Roos en Felix Monter legde hij in 2013 vijfentwintig jaar BZ-cabaret vast in het boek 'Apekool'. Hij is lid van het Haagse schrijverscollectief Wild Mind en voorzitter van het Springergenootschap.