Fragment
Jonas sloeg zijn ogen op en zag een blauwe lucht met weinig wolken. Het was nogal fris. Jonas keek naar beneden. Hij zag alleen maar bergen met wolkjes eromheen. Eén van die bergen was blauw.
Naarmate ze dichterbij vlogen, kon Jonas de aparte berg onderscheiden. En waarom borrelde het zo? Het was toch geen vulkaan?! Waarom was hij blauw? Ze kwamen steeds dichterbij en Jonas’ vermoeden bleek juist te zijn. Hij stond op het punt om uit te barsten! Zou die vulkaan misschien een blauwe kleur hebben omdat die lava nog heter was dan rode lava? In ieder geval is het bij vuur zo dat blauwe vlammen warmer zijn dan rode vlammen... Ze zouden er vlak langs vliegen. In paniek legde Jonas zijn handen op zijn hoofd en bereidde zich voor op het ergste. Hij voelde de lava al bijna zijn huid schroeien. Drie seconden bleef het stil en toen begon het te regenen. De regen viel met bakken uit de lucht. Jonas keek verbaasd op. Waar bleef de lava? Jonas keek verbaasd om zich heen. Nee, niets. Behalve die plotselinge stortbui. Jonas veegde zijn natte haar uit zijn ogen en draaide zich om naar Trinsr, hopend dat hij uitleg zou krijgen. Ze vlogen om de vulkaan heen. Er lag een kalm meertje achter. De draak dook naar beneden en landde op een goudkleurige rots. Er was nergens ook maar één grassprietje te bekennen.
×