Samenvatting
Wanneer Jan Haring op zee een gewonde walvis vindt, wordt het hem te veel. Hij verlost het diertje van een harpoen (die gelukkig niet al te veel schade heeft aangericht) maar hij trekt even later, met harpoen in de hand, op zoek naar de walvisjagers die dit op hun geweten hebben. Kapitein Haring vindt het stel in een café en blijkbaar voelen de boeven zich bedreigd, want ze draaien een pil in zijn borrel. De gevolgen laten niet lang op zich wachten: Jan Haring wordt niet alleen zeeziek waardoor hij geen minuut langer op zijn schip wil blijven, maar bovendien kan hij de woorden ‘zee’ en ‘vis’ niet meer horen. De misselijke kapitein wordt letterlijk groen van ellende. Jommeke en zijn vrienden zien het nu als hun opdracht om de kapitein weer zeeklaar te krijgen, maar dat wordt geen gemakkelijke opdracht. En als ze dan uiteindelijk toch zover zijn dat ze de kapitein weer aan boord van de ‘Kuip’ krijgen, wordt die tot zinken gebracht door de walvisvaarders. Gelukkig zijn walvissen dankbare dieren.