Samenvatting
Toen Maarten ’t Hart acht jaar oud was, hoorde hij ‘Wohl mir, dass ich Jesum habe’ uit cantate 147 in de befaamde pianobewerking van Myra Hess. Het was het mooiste wat hij ooit gehoord had. Bach is zijn oudste, diepste, grootste liefde, meer nog zelfs dan Mozart. Dat is ook te danken aan het feit dat hij zich iedere dag aan de piano laaft aan de springlevende geest van dit onvergankelijke genie. In dit boek bespreekt hij een aantal biografische onduidelijkheden in het leven van Bach, probeert hij aan te tonen dat Bach rond 1730 in een crisis geraakte vanwege zijn huiselijke omstandigheden, geeft hij zijn visie op de cantates, de concerten, het Wohltemperierte Klavier, de andere klaviermuziek, de Matthäuspassion, de kamermuziek, en op de omvangrijke literatuur over het fenomeen Bach.