Fragment
Jaap stapte uit en liep naar de poort en ging naar binnen. Ik wachtte rustig in de auto tot hij weer naar buiten kwam. Met een grote smile op zijn gezicht zei hij dat ik uit moest stappen en dat de auto weggezet werd.
‘Wat is daar binnen?’ vroeg ik.
‘Dit is dé parenclub van Parijs,’ zei hij opgewonden.
‘Een parenclub, hoezo gaan wij naar een parenclub?’
‘Omdat ik hier al een hele tijd naar op zoek ben en ik hier heel graag met je naartoe wil, daarom,’ zei hij.
‘Geen haar op mijn hoofd dat ik daar naar binnen ga,’ zei ik direct en vastbesloten.
‘Hoezo niet?’ vroeg Jaap geïrriteerd.
‘Ik dacht dat we gezellig samen een weekendje naar Parijs zouden gaan,’ stamelde ik. ‘Maar in plaats daarvan heb jij dit met voorbedachte rade geregeld en daarom ook die TomTom gekocht natuurlijk. Het is jou te doen om een parenclub?’ Ik was boos, teleurgesteld en verdrietig tegelijk en weigerde de auto uit te stappen. Jaap werd kwader en kwader en hij vond dat ik een aansteller was en een grote egoïst. Niets, maar dan ook niets had ik voor hem over, dat werd nu maar weer al te duidelijk. Boos reed hij weg. Ik wilde van alles zeggen, maar durfde het niet goed. Ik wilde voorstellen ergens gezellig iets te gaan drinken, maar besefte dat ik beter mijn mond kon houden. Zijn gezicht sprak boekdelen en hij was zo kwaad dat ik bang van hem werd. Ik probeerde me zo klein mogelijk te maken en stil, heel stil te zijn. Hij reed als een speer naar ons supergezellige Formule 1 hotel, stapte uit en smeet de deur dicht. Ik bleef even zitten, niet goed wetende wat ik moest doen en besloot uiteindelijk ook maar uit te stappen. In onze kamer aangekomen, begon Jaap mijn spullen bij elkaar te rapen, deed het raam open en smeet alles naar buiten. Ik begon uit pure paniek te huilen. Snel liep ik naar beneden om mijn spullen op te rapen, terwijl Jaap schreeuwde dat ik niet meer terug hoefde te komen.
×