Samenvatting
De dichter Jan Zoet (1609-1674) was een luis in de rijke pels van de Amsterdamse magistraat in de Gouden Eeuw. Deze getapte herbergier, toneelspeler, drukker, wijnkoper uit de Haarlemmerstraat was een wereldverbeteraar met scherpe pen. Zijn literaire productie loopt uiteen van vertaald proza, lyrische lofzangen en toneelstukken vol hartstocht tot erotische kluchten en felle hekeldichten. Als een kameleon voegde hij zijn taalgebruik naar de meest geƫigende literaire vorm of het onderwerp van zijn lof of spot. Kerkelijke starheid en aanmatiging kraakte hij af, de Oranjes prees hij de hemel in, het staatsgezinde regentendom verguisde hij.
Zijn snedige kritiek op sociale, politieke en kerkelijke misstanden kwam deels voort uit zijn doperse, pacifistische levensovertuiging. Met zijn tegendraadse opvattingen heeft Zoet zich in de zeventiende-eeuwse cultuurgeschiedenis een unieke plek toegeƫigend, die nu voor het eerst wordt belicht in deze studie van zijn leven en werk.