Fragment
VOORWOORD
Het gebied tusschen Sangha en Ubangi werd in bet begin dezer eeuw genoemd ’L’Entrée de l’Enfer’.
Geachte Lezer,
WANNEER wij de geschiedenis lezen der exploratie van het ’mysterieuze continent’, zooals men Afrika dikwijls genoemd heeft, dan maken we kennis met tal van wereldberoemde ontdekkingsreizigers of officieele explorateurs, waarvan velen in dienst der oude ’Association internationale Africaine’; verder zijn vele gegevens afkomstig van katholieke en protestantsche missionarissen.
Slechts een enkele maal wordt in die vele beschrijvingen gesproken over een of anderen Voortrekker-Handelsman. Ik voor mij vond alleen in de verhalen van den eminenten Stanley zelf gegevens van belang en zelfs zeer waardeerende woorden over het gilde der ’Chevaliers de la Pénétration pacifique’, zooals men de eerste handelsagenten in Afrika wel heeft genoemd.
Die ondernemende handelslui, meest jonge agenten in dienst der eerste groote maatschappijen, waren inderdaad ’Ridders der vredelievende Indringing’, als ik het zoo letterlijk vertalen mag, alhoewel de fransche term het in dit geval wint in welluidendheid.
Want al hadden de voornaamste explorateurs, altijd vergezeld van een behoorlijke gewapende macht, de groote rivieren en de hoofdlijnen in de geografie van het land kunnen vaststellen, het ontzettend uitgestrekte achterland werd voor verreweg het grootste gedeelte het eerst geëxploreerd en bezet door het bovengenoemde gilde van Handelslui-Voortrekkers, wier taak dikwijls oneindig veel moeilijker en gevaarlijker was dan die van den officieelen explorateur.
Lang voor het land was ingedeeld in Territoires, waren die gebieden reeds op vele plaatsen bezet door ondernemende handelslui.
Persoonlijk heb ik dat volbracht in het gebied tusschen Lulua en Sankuru, tusschen Lubudi en Masangomme en in het bovengebied der Lobay, waar voor mijn komst in velden noch wegen ooit iets van officiëele bescherming of goevernement was waargenomen.
Ontelbare dorpen en groote agglomeraties van dorpen, ver weg het binnenland in, waar nog nimmer een Blanke een voet had gezet, heb ik tusschen 1900 en 1907 bezocht. Maanden en jarenlang doorkruiste ik deze streken als Blanke alleen.
Ik heb dus het volste recht te spreken van pionierswerk en zelfs van het moeilijkste en dikwijls gevaarlijkste pionierswerk.
Inderdaad, wij waren ’les Chevaliers de la Pénétration pacifique’, wij waren dikwijls de eersten, wij waren er altijd trots op te kunnen zeggen: ’Ziet, Heeren van den Staat, gij gaat op exploratie uit, maar gij komt daar als tweede, ik was daar al lang vóór U en ge kunt van mij alle gegevens over die streek krijgen, want ik werk er al een paar jaren en heb er ook al vele opkoopers neergezet, die mij van alles op de hoogte brengen’.
×