Samenvatting
Op zoek naar een doorgang naar Azië voer Henry Hudson in 1609 de rivier op die later zijn naam zou dragen. Daarmee legde hij de grondslag voor de kolonie Nieuw-Nederland, met als hoofdstad Nieuw-Amsterdam, het latere New York. Hudsons tocht en de inbezitname van het gebied rond het eiland Manhattan bracht Nederlandse handelaars en kolonisten in direct contact met Indianen.
Nederlandse predikanten, bestuurders en reizigers deden verslag aan het thuisfront over hun ontmoetingen met 'wilden', zoals zij bijna consequent werden aangeduid. Verwondering, fascinatie, afschuw en soms bijna etnografische afstandelijkheid strijden om voorrang in de beschrijvingen. In reisverslagen, brieven en journalen berichtten de nieuwkomers over het uiterlijk en de gebruiken van de inheemse bevolking. Boeiend zijn ook hun observaties van hoe de Indiaanse samenleving omging met zaken als bijvoorbeeld bezit of macht.
In 'Indianenverhalen' zijn de vroegste beschrijvingen van deze Indianen samengebracht, ingeleid en verklaard door drie Nieuw-Nederlanddeskundigen. Ondanks het ontbreken van Indiaanse geschreven bronnen beschikken we met deze overleveringen toch over kennis van de levenswijze van de oorspronkelijke Amerikanen. Bovendien kunnen we door deze geschriften ook meer over de 17de-eeuwse Nederlanders zelf te weten komen. Wat zeggen hun beschouwingen en interpretaties van de Indiaanse culturen over hén?