Samenvatting
'De waarheid moet maar eens gezegd: de kinderen vonden het leven in een kamp heerlijk. Ze hoefden niet naar school, hun ouders konden geen toezicht houden, omdat ze de hele dag aan het werk waren.' Al in de eerste zinnen van In memoriam Mizzi betovert Ida Simons haar lezers met haar onvolprezen luchtige toon, zelfs in de moeilijkste omstandigheden. Het leven van een moeder en haar zoon in het kamp is zwaar, maar wanneer de joodse dokter Herr Keppler vraagt of de jongen misschien van honden houdt, veren ze beiden op. Keppler laat hen kennismaken met Mizzi: niet zomaar een hond, Mizzi glimlacht, en moeder en zoon raken beiden in haar ban. Je zou het niet verwachten, legt Keppler uit, maar er worden wel meer dieren gehouden in het kamp - tot de leiding ze in de gaten krijgt. Zolang ze kan, glimlacht Mizzi naar de gevangenen en de zieken, naar de kinderen en de ouders. Onderwijl krijgt de lezer van dit wonderlijke, haast sprookjesachtige verhaal een zeldzame blik in het dagelijkse leven van de uitzichtlozen, en in het doorzettingsvermogen van mensen die vechten voor hun bestaan. In deze uitzonderlijke novelle, voor het eerst gepubliceerd in 1956, vond Ida Simons haar stem: een zachte, subtiele stem, die zelfs niet stokt bij het vertellen van verhalen waarbij alles op het spel staat.