€ 20,50

ePUB ebook

niet beschikbaar

PDF ebook

niet beschikbaar

In bevingen bestaan wij

Dietske Geerlings • Boek • paperback

  • Samenvatting
    Een moeder staat voor het raam. Buiten sneeuwt het. Ze zijn verdwenen. Een voor een gingen haar kinderen het huis uit. Ze is alleen achtergebleven, een moeder buitenspel. Ze heeft die ochtend al het speelgoed naar de kringloop gebracht, behalve het poppenhuis. Dat staat nog achter haar, in de gang. Op weg naar de kringloop was ze die ochtend met de fiets in de hand langs de Stolpersteine van de familie Koppel gelopen. Door de struikelstenen trekt ze zich terug in haar gedachten, niet alleen over de Holocaust, nee, de Shoah, maar ook over haar leerlingen aan wie ze Franse taal en literatuur geeft, en niet in de laatste plaats over haar eigen kinderen, onder wie haar kristallen ijsmeisje, dat alle kou overtroffen heeft.
  • Productinformatie
    Binding : Paperback
    Distributievorm : Boek (print, druk)
    Formaat : 135mm x 200mm
    Aantal pagina's : 118
    Uitgeverij : Dietske
    ISBN : 9789083181356
    Datum publicatie : 03-2024
  • Inhoudsopgave
    niet beschikbaar
  • Reviews (0 uit 0 reviews)
    Wil je meer weten over hoe reviews worden verzameld? Lees onze uitleg hier.

€ 20,50

niet beschikbaar

niet beschikbaar



3-4 werkdagen
Veilig betalen Logo
14 dagen bedenktermijn
Delen 

Fragment

Je hebt van die kleine glazen bolletjes waarin het sneeuwt als je ermee schudt. Het zijn afgesloten werelden waarin alleen een klein figuurtje zit, een poppetje, of een huisje in een sneeuwlandschap. Je kunt je erover verbazen dat de sneeuw na het schudden niet één keer op dezelfde manier valt, maar afhankelijk is van je bewegingen. Je schudt en het lot van de kleine wereld ligt in je handen. Misschien maakt het ook niet uit waar de sneeuw precies valt.

Het sneeuwt, terwijl het gisteren nog lente was. Sinds ik weet heb van het bestaan van glazen sneeuwbolletjes, heb ik, als ik uit het raam kijk, terwijl het sneeuwt, altijd de gewaarwording dat ik zelf opgesloten in een bol zit, terwijl ik weet dat het niet klopt, want het sneeuwt niet binnen, maar buiten. De werkelijkheid is dat iedereen buiten in de sneeuwbol zit en ik daarvan ben binnengesloten.
Ze zijn verdwenen. Een voor een gingen ze het huis uit. Hier, voor het raam, ben ik achtergebleven. Loodgrijs is de lucht. Lood is binnengedrongen in deze kamer, in dit lichaam, dat zo zwaar te moede is. Deze dagen heb ik bijna alles door mijn handen laten gaan: poppen, kleren, speelgoedauto’s, blokken, spellen, een speelgoedkassa, muziekdozen en meerdere glazen sneeuwbolletjes. Op de gang staat nog het poppenhuis. Ik zou een grootmoeder kunnen worden, maar vooralsnog ben ik moeder, een moeder buitenspel, zonder hun lijven in mijn nabijheid. Als ik alles be-waar, is straks niets meer wat het was, is alles aangetast door de afwezigheid van hun handen en voeten. Als ik alles wegdoe, is er het scheuren.

Buiten zinnen kon ze schreeuwen. Nog voordat het begon, voelde ik de echo in mijn borst. Baruch keek me bevreemd aan als ik opstond, vlak voor het losbarstte, alsof ik het schreeuwen over mezelf had afgeroepen. Hij zei niets, en achteraf denk ik dat ik in zijn blik mijn eigen machteloosheid weerspiegeld zag. Ik wilde het oplossen. Oplossen, zou ik echt zo gedacht hebben? Boven bleek het schreeuwen niet per se een probleem. Een kind uit simpelweg zijn ongenoegen. De moeder tast af waar het ongenoegen ligt. Nabijheid was meestal genoeg om het geluid terug te dringen, want was het dat niet vooral: het terugdringen van het geluid?
Daar is het begonnen, vermoed ik. Mijn lijf, mijn lichaam, mijn stem, mijn aanwezigheid als een absorberend mechanisme voor alles wat uit het kind kwam. De kinderen. Ik heb mezelf al die tijd wijsgemaakt dat ik een spiegel was, maar een spiegel kaatst het beeld onaangedaan terug. Ik ben nooit een spiegel geweest.

Er staat geschreven dat het kind wordt geweven in de schoot van de moeder. Dat is precies hoe het voelt: het zachte trekken in de buik, alsof aan de binnenkant een weefster de draden spant waartussen het kind kan groeien. In het begin voelde ik maar één lichaam, namelijk dat van mij, zelfs als mijn buik voorzichtig opbolde en ik dat zachte trekken voelde. Het behoorde mij toe, zoals mijn hart, mijn lever, mijn nieren.
Ergens moet dat veranderd zijn. Ik herinner me dat ik mijn hand op mijn buik legde en er vanbinnen een ander naar mijn hand bewoog. Dat was ik niet zelf, ook al bevond het zich in mij. Er was iemand die bij me aanklopte. Van binnenuit dan. Een kleine indringer. Ik herinner me een moment dat ik een lichte angst voelde voor de vreemdeling in mij. Dat golven onder mijn huid kan ik nog steeds voelen als ik mijn handen op mijn buik leg. Het is de herinnering aan hun kleine lijven.
In de nacht van de bevalling vielen we weer samen, als één lichaam in nood. Als een landschap kwam het onder invloed van natuurkrachten in beweging. Golven overvielen mij steeds opnieuw. Hoezeer ik ook wist dat ik het tot een goed einde moest brengen, al was het maar omdat zoveel moeders mij waren voorgegaan – en ik niet achter kon blijven – ik hield ternauwernood mijn hoofd boven water. Eén lichaam waren we, hijgend, wanhopig overgeleverd aan onszelf. En van het ene op het andere moment vielen we uiteen. Mijn kleine voortvluchtige, en ik. ×
SERVICE
Contact
 
Vragen