Samenvatting
Op zijn negentiende kreeg Özcan Akyol het boek Ik lach om niet te huilen in zijn handen. Deze autobiografische schelmenroman over het meeslepende, schokkende en intrigerende leven van Rotterdammer Lex Kroon sloeg bij hem in als een bom. Het deed hem denken aan zijn eigen leven en omgeving, aan ‘de verpauperde buurt in Deventer’, die het decor vormde van zijn jeugd. Het boek inspireerde hem om zelf schrijver te worden. Acht jaar later verscheen zijn schelmenroman Eus. Lex Kroon schreef met Ik lach om niet te huilen in 1984 een absoluut unieke roman voor zijn tijd. Brutaal, openhartig en rauw: Kroon neemt ons mee naar de Rotterdamse onderwereld, waarin hoeren, drugs en criminelen centraal staan. Hij beschrijft zijn eigen afdaling – van taxichauffeur naar psychiatrisch patiënt naar cocaïnesnuivende koppelbaas – met een humoristisch cynisme en drijft rancuneus de spot met alles en iedereen. In dit door en door persoonlijke boek houdt Lex Kroon niets verborgen en staat de lezer oog in oog met de harde, vaak ontluisterende werkelijkheid van het bestaan. Lex Kroon is ex-koppelbaas, ex-cocaïnesnuiver, ex-psychiatrisch patiënt, ex-hotelier, ex-katholiek, ex-taxichauffeur, maar nog altijd Rotterdammer en bovenal groot Feyenoord-kenner. ‘Het boek is rauw en het barst van zwartgallige humor. Ik werd er meteen door gegrepen. Het tempo in het boek stond gelijk aan het tempo waarin ik leefde.’ Özcan Akyol ‘Een even ongewoon als bij vlagen onthutsend debuut. Welke schrijver durft zo ver te gaan dat hij een psychiatrisch rapport over zichzelf in extenso afdrukt? Daar moet je toch wel lef voor hebben.’ De Telegraaf ‘Een felle aanklacht tegen de psychiatrie en de psychiaters die geen tijd voor hem hebben. Het is doordrenkt van humoristisch cynisme.’ Het Parool