Samenvatting
Als haar ouders in de jaren negentig naar een bejaardentehuis vertrekken, stuit Mirjam Schwarz bij het opruimen van het ouderlijk huis op een grote hoeveelheid fotoalbums en documenten. Zo wordt ze geconfronteerd met datgene waar haar ouders thuis zelden over spraken. Via foto’s, brieven, een dagboek en andere documenten krijgt ze stap voor stap inzicht in het onthutsende verhaal van haar familie, van de Joodse gemeenschap in Winterswijk en met name van haar tante Thea Windmuller en Thea’s grote liefde, de Duits-Joodse vluchteling Wolfgang Maas. Met Thea’s dagboek als rode draad verhaalt Ik hoop dat alles weer gewoon wordt van liefde onder een tragisch gesternte, en de ondergang van een florerende Joodse gemeenschap in een grensdorp met een grote nsb-aanhang.