Samenvatting
Ik wil het zelf eigenlijk net zo lief stilletjes voorbij laten gaan. Wat is nu helemaal twintig jaar op de eeuwigheid? Je telt toch pas mee als je minstens een paar Jahrhunderten achter de kiezen en in de botten hebt zitten. Een oudere jongen, de eerste aanwaaier in tijden – geeft niet, was nooit dol op bezoek – vraagt of ik het op prijs stel als ik weer wat leven ingeblazen krijg. Hij blijkt een voorvechter van mijn nagedachtenis, een verdediger ook van de fictie. Wil ik weten hoe er op mijn plotselinge vertrek is gereageerd, wat er precies met mijn verzameling is gebeurd, hoe de wereld nu in elkaar steekt? Waarom ook niet, was altijd een personage, in voor een rollenspel. Buddy is er van overtuigd dat hij mij al in Leiden heeft opgezocht, ergens rond de verschijning van Nogal droevige liedjes voor de kleine Gijs. Wij zouden dan bij café Eigenzorg hebben afgesproken om ‘soortgelijke verzen van zijn hand eens even flink door te nemen en op te schudden’. Het zal, ook rond die tijd kreeg ik, amper voetsoldaat in het leger van gepubliceerden, al heel wat oneerbare voorstellen, al dan niet literair. Guus Buddy Bauer geeft uit, interviewt en schrijft, ook weleens in naam van Bekenden. In deze tijdscapsule is Büch, van wie hij Een kleine blonde dood uitgaf, juist zijn ‘ghostwriter’. Bauers roman Vogeljongen was een dwdd-boekentip, andere titels kregen vier sterren in onder meer NRC Handelsblad en De Standaard.