Fragment
Hoofdstuk 01
De telefoon gaat over
“Met Ginthe.”
“Is goed, Greet, hoe laat wil je op visite komen?”: vraagt Ginthe.
“Rond 10:00?”
“Oh ..., Katrijn en Truus komen ook. Neem je een gebakje mee?”
“Oké, tot zo.”
Ginthe verbreekt de telefoonverbinding. Om 10:00 zit Ginthe met haar dochters een kopje thee of een bakje koffie met een gebakje te nuttigen. Ze praten over van alles en nog wat. Dan vraagt Greet ineens: “Hoe gaat het nu met Koen?”
“Ja, ik weet het niet.”: zucht Ginthe.
“Zit Jurre nog steeds op hem te letten?”: vraagt Truus.
“Zeker, als hij niet in zijn eigen huis is. En Sara doet er niks tegen.”: antwoordt Ginthe: “Volgens Jurre rent en springt Koen door het huis of op de bank.”
“Koen doet dit ook wel eens bij ons.”: zegt Greet.
“Bij ons ook.”: zegt Truus. Katrijn knikt instemmend.
“Sara vindt het allemaal wel goed wat Jurre doet. Hij is niet zijn vader.”: zegt Ginthe. Ze negeert wat haar dochters zeggen.
“Precies, dat wil ik net zeggen én hij is een jongen. Jongens doen dit.”: zegt Katrijn.
“Ik weet het nog goed.”: gaat Ginthe onverstoorbaar verder: ”Toen Sara en Sam uit elkaar zijn gegaan. Koen heeft op mijn schoot gehuild. Zoveel gehuild. Ik heb nog nooit zoveel verdriet gevoeld als bij dat ventje.”
“Ja, dat klopt”: zegt Greet: “Ik heb dat toen ook wel eens gezien. Sara zat op de eetkamerstoel aan de eettafel te huilen. Jij zat toen met Koen op schoot.”
“Zeker, die emotie die ik toen voelde, was heel erg heftig.”: zegt Ginthe met een trekkende stem: ”Als ik nog wel eens terugdenk aan die tijd.”
Even is het stil.
×