Samenvatting
Alkmaar, gelegen op een oude strandwal, groeide al in de twaalfde en dertiende eeuw uit tot een stad. Het moest zijn positie als regionaal markt- en handels- centrum herhaaldelijk bevechten. Mede door de vestiging van vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden tijdens de Opstand maakte de stad een snelle groei door. In de Gouden Eeuw bereikte de binnenstad haar huidige omvang. De droogmaking van de vele meren in de omgeving van de stad leidde tot een aanzienlijke toename van agrarische activiteit en stimuleerde de regionale economie. De Alkmaarse kaasmarkt, bij het monumentale waaggebouw, werd de grootste van Holland, en ook de nijverheid kwam tot grote bloei. De stad werd verfraaid door de Alkmaarder Hout, een van de oudste stadsparken van Nederland. Na een periode van stagnatie bood de negentiende eeuw nieuwe kansen, onder meer door de aanleg van het Noordhollands Kanaal en spoor- en tramlijnen. Tevens verschenen de eerste fabrieken, vooral langs het nieuwe kanaal. De stadswallen en -poorten verloren hun functie en maakten plaats voor plantsoenen die een groene ring om de stad vormden. Het aantal inwoners nam weer toe. Deze groei zette zich in de twintigste eeuw voort. In 1972 werd Alkmaar aangewezen als groeikern die de ‘overloop’ van de Randstad moest opvangen. Buurgemeenten werden geannexeerd en grootschalige woonwijken uit de grond gestampt. Alkmaar kreeg een belangrijke centrumfunctie in een verstedelijkte regio, maar behield tegelijkertijd zijn charme als oud-Hollandse stad, fraai gelegen tussen duin en polder. De Historische atlas van Alkmaar vertelt aan de hand van historische en recente kaarten het veelzijdige verhaal van de ontwikkeling van de stad en haar omgeving.