Samenvatting
‘Ik ken een meneer met een poedel en die praat tegen zijn hond alsof het een kind is.’ Ik ben op een feestje en sta samen met nog een paar mensen in een kring om de spreekster heen. Deze staat met een glas in haar hand te genieten van de aandacht. Ze gaat nog even door: ‘Zooooo, Meisjepeisje, jij bent wel moe na zo’n lange wandeling, hè?’ kirt ze, de meneer met de poedel imiterend. ‘En die poedel heeft een jásje aan, nou jaaaaa!’ De mensen om haar heen slaan zich op de dijen en doen van: ‘Woehahaha.’ ‘Woehahaha,’ doe ik ook een beetje halfslachtig mee, maar het gaat niet echt van harte. Ik praat namelijk ook zo tegen mijn hond, al heeft hij dan geen jasje aan. Fiona schetst in korte anekdotes hoe haar leven met haar honden er uit ziet. Met veel gevoel voor humor verhaalt ze over hilarische achtervolgingen door “wilde dieren”, idiote ontmoetingen in het bos en gemankeerde reddingshonden. In deze bundel met herkenbare columns laat Fiona zien dat het leven met een hond bijzonder, grappig en vooral heerlijk is.