Samenvatting
In deze bundel zijn een paar duizend senryu’s bijeengebracht van de duizenden die Jan Willems tijdens zijn leven schreef. Hij zag de emancipatie van het kind in het verlengde van de afschaffing van de slavernij en de emancipatie van de vrouw. De emancipatie van het kind zou definitief een einde maken aan het bezitsdenken van de ene mens over de andere. Bekroning zou zijn de afschaffing van automatisch ouderlijk gezag bij de geboorte van een kind. De weg daarheen zag hij al ingeslagen via kinderparticipatie op school tot steeds betere informatie over respectvol en liefdevol opvoeden. Volgende stappen zouden liggen op het vlak van betere voorbereiding en toerusting van ouders: scholing, verlof, ondersteuning, begeleiding. Ouderlijk gezag zou afhankelijk daarvan voorwaardelijk worden. Het kind niet langer als bezit van al of niet geschikte verwekkers. Daarmee zou de weg kunnen worden ingeslagen naar een wereld waarin geen kind meer mishandeld, misbruikt of verwaarloosd wordt, een wereld waarin alle kinderen veilig aan hun opvoeders zijn gehecht. Een toekomst waarin niet twee derde maar zo goed als alle kinderen veilig gehecht zouden zijn, zag hij dan weer als basisvoorwaarde voor de uitbanning van armoede, oorlog, geweld en kernwapens. Zou de mensheid dat nog mogen meemaken? Of zouden God, heelal of toeval al eerder hebben toegeslagen? In deze bundel keren deze gedachten in diverse senryu’s terug. Maar de meeste senryu’s gaan toch over de verbazing, verontwaardiging, teleurstelling, vreugde en verdriet in het hier en nu van de auteur. Verbazing en verontwaardiging over politiek, machtsmisbruik en populisme. Teleurstelling over het leed dat kinderen door volwassenen onnodig wordt aangedaan. Over het uitblijven van het handelen naar het inzicht in het cruciale belang van zwangerschap en eerste levensjaren voor mens en maatschappij. Vreugde en verdriet gedeeld met geliefde en vrienden over mens, natuur en klimaat. Dan tokkelden de vingers: vijf-zeven-vijf. Het aantal lettergrepen van de drieregelige haiku en senryu. Maar waar de haiku vooral gaat over de natuur, gaat de senryu meer over de mens. In het bijzonder de mens Jan Willems en de jeugd van kindermishandeling, wreedheid en liefdeloosheid die hij zelf, in een bijna levenslang proces, te verwerken had. Het hier en nu betreft vaak de rouw daarover en de inzichten die dat opleverde. In hemzelf en in de geheel niet toegeruste volwassenen die verantwoordelijk waren voor de opvoeding van hem, zijn zus en broers. Mindfulness en mantra’s in de vorm van senryu’s waren daarbij een belangrijk hulpmiddel. Niet in de laatste plaats ook in de laatste levensfase, die van kanker en vroegtijdige dood.