Fragment
Ontmoeting
Den Haag, 1950
Hetty trekt haar dikke winterjas aan en zet haar bonthoedje op. In de spiegel die in de gang hangt inspecteert ze haar make-up, werkt haar oogschaduw nog wat bij en loopt de trap af. Buiten doet ze haar handschoenen aan. Het is de derde winter die ze meemaakt, sinds haar verhuizing naar Nederland in januari 1948. Aan de kou kan ze moeilijk wennen. De lucht is helder en het licht fel. Zonnestralen weerkaatsen in het laagje sneeuw dat de straat bedekt. Hetty snuift de frisse lucht op. Koud, maar lekker. Want het is windstil. Voorzichtig stapt ze op haar fiets. Het is glad. Als ze zich afzet glijdt haar voet weg. Bijna verliest ze haar evenwicht. Voorzichtig fietst ze weg. Haar blik is gericht op de weg, op de straatstenen van de Weissenbruchstraat. De sneeuw glinstert. Als ze de tegenligger voor haar ziet opdoemen, is het al te laat. Met een klap botsen ze, die andere fietser en zij. Ze vallen allebei op de grond.
Hetty’s tegenligger is sneller op de been dan zij. Niet verwonderlijk, want zij is nu eenmaal nooit zo snel, met dat been van haar. Ze krabbelt overeind tot ze rechtop zit, en klopt haar handschoenen af. Zittend naast haar fiets kijkt ze tegen grijs flanellen broekspijpen aan, met daaronder bruine herenschoenen. Langzaam kruipt haar blik omhoog, langs een donkere overjas. De man buigt zich naar haar over en reikt haar zijn hand, die ze dankbaar beetpakt. Met zijn andere hand omvat hij haar elleboog en helpt haar handig overeind. Ze staan tegenover elkaar. De man is maar iets groter dan Hetty. Een kleine man. Een keurige man, met een hoedje op. Daaronder een smal, knap gezicht, met een donker snorretje.
‘Mevrouw, wat onhandig van mij. Ik hoop dat u het mij niet kwalijk neemt’, verontschuldigt hij zich, terwijl hij zijn hoed afneemt. Hij steekt haar zijn hand toe. ‘Everse is mijn naam, Karel Everse. Ik hoop dat u zich niet heeft bezeerd? Vergeeft u mij alstublieft dat ik u zo bruusk van uw fiets reed. Ik weet niet waarom ik zo slecht oplette.’
De man en zij kloppen allebei de sneeuw van hun jas. Gelukkig, al haar kleren in orde, zelfs geen ladder in haar kousen. Dat is dan toch een voordeel van dikke kousen boven dunne: ze zijn sterker. Hetty bukt zich om haar fiets op te pakken, maar Karel Everse is haar voor. Elegant buigt hij naar voren en zet haar fiets overeind.
Als Hetty het stuur van hem overneemt, laat hij zijn hand even tegen de hare rusten. Hetty kijkt naar hun twee handen op het stuur, naast elkaar, allebei in handschoenen. Die van haar beige, die van hem donkerbruin leer. Ze kijkt hem aan. Hij haar. Wat een intense blik heeft die man. Om zijn mond speelt een glimlach. In zijn ogen ziet ze een twinkeling waarvan haar hart opveert. Wat een leukerd.
‘Uw schoonheid moet mij verblind hebben, ik weet niet hoe het anders gebeurd kan zijn. Kan ik u misschien ergens naar toe brengen?’
Hetty slaat het aanbod af. ‘Nee hoor, alles is in orde. Niets aan de hand, ik stap gewoon weer op mijn fiets. Ik moet naar kantoor.’
‘Werkelijk, het is geen enkele moeite om even mijn auto te halen. Dan breng ik u naar kantoor.’
‘Echt niet nodig, dank u. Doet u geen moeite. Ik red mij prima zo.’
‘Ik wil graag zeker weten dat u echt niets mankeert. Door mijn schuld hebt u een behoorlijke val gemaakt. Staat u mij dan tenminste toe dat ik uw telefoonnummer noteer. Dan bel ik u aan het eind van de dag, om te horen hoe het met u is. Dat kunt u mij toch niet weigeren?’
Hetty glimlacht. Nee, dat kan ze deze man niet weigeren. Karel haalt een klein opschrijfboekje uit zijn binnenzak en noteert haar telefoonnummer.
‘Dan bel ik u vanmiddag. Zo tegen zessen? Bent u dan thuis?’
‘Jazeker, dan ben ik er.’ Hetty schenkt Karel haar stralendste glimlach.
‘Fijn, dan spreken wij elkaar vanmiddag telefonisch.’
Karel maakt een kleine buiging en zet zijn hoedje weer op. Het galante gebaar bevalt Hetty. Ze stappen op hun fietsen en vervolgen ieder hun weg. Hetty fietst naar kantoor. Snel en licht, alsof ze vleugels heeft. Omkijken durft ze niet, met die gladheid. Ze weet bijna zeker dat hij wel omkijkt naar haar. Ze recht haar rug. Gek, hoe ze zich verheugt op een telefoongesprek met een man die toevallig tegen haar op is gebotst.
Het is een botsing die goed afloopt. En die Hetty’s leven ingrijpend zal veranderen.
×