'Jullie zijn geen Laanen, hè?' vraagt Sanne, de andere twee om de beurt aankijkend.
'Klopt, ik ben een Weer,' knikt Kees.
'En ik een Dooger,' zegt Robbie een beetje verbaasd. 'Goh, ik heb nog nooit eerder met Laanen of Weers gesproken.'
'Nog nooit?' roept Sanne uit, maar dan voegt ze eraan toe, 'ik eigenlijk ook maar heel zelden.'
'Wonen jullie echt in het water?' vraagt Robbie met grote ogen aan Sanne.
Sanne moet even lachen. 'Niet echt ín het water hoor, we wonen in hutten die drijven op het water. Een soort boten eigenlijk.'
Ze ziet de verwarde blik op Robbie's gezicht. 'Je hebt nog nooit gevaren hè?'
Robbie schudt zijn hoofd.
'Ik ook niet,' valt Kees in.
'Echt? Jeetje! Jullie missen echt wat, varen is hartstikke leuk!'
'Maar heb jij wel eens een berg beklommen?' kaatst Kees terug.
'Nee, maar dat is toch niet leuk? Ik bedoel, jullie moeten wel, omdat jullie hele land uit bergen bestaat.'
'Ja,' glimlacht Kees, 'maar dat betekent niet dat het niet leuk is! Stel je eens voor wat een uitzicht je hebt vanaf een bergtop. Ik kan ver over de meren en rivieren van Laand uitkijken en over de groene bossen van Dogerij.'
'Jij bent zeker een bomenklimmer, Robbie?'
'Oh ja! Ik kan al in heel hoge bomen klimmen. En huttenbouwen! Dat kan ik heel goed. Ik heb al twee boomhutten in onze achtertuin. En ik heb een hok getimmerd voor Bobbie, onze hond. En een clubhuis bij school, die heb ik ook bijna helemaal alleen gebouwd!'
×