Fragment
Ik volg de meute naar buiten. Als ik buiten sta, ben ik echt compleet de richting kwijt. Het is donker en ik zie overal vuurtjes en mensen. Mensen duwen tegen me aan en ik moet mijn best doen om niet te vallen. Er wordt geschreeuwd en ik weet dat ik hier weg moet. Ik kijk om me heen of ik Mbu, Asi, Z of die twee andere vrienden zie, maar ik vind hen niet. Enkele harde knallen klinken, alsof er geschoten wordt. In Nederland zou ik roepen dat het vuurwerk is, maar dat denk ik nu niet. Het klinkt als een pistool uit een film.
Ineens pakt iemand mijn hand en roept: “This way, coach.”
Het is Jamal. Samen met hem ren ik weg van de rode en blauwe lichten. Weg van de duwende mensenmassa en weg van mijn vrienden. Als we in een stille straat zijn, merk ik dat ik buiten adem ben. Ik heb geen idee waar ik ben.
“Please, stop Jamal.”
Hij stopt en ik wil naar Asi bellen, maar mijn telefoon zit niet meer in mijn broekzak. Shit, ik loop in het donker, zonder telefoon, in een township met een kind van dertien, tijdens een rel. Ik heb geen idee meer waar ik ben of waar ik heen moet.
Achter me hoor ik, op een soort plagende toon, roepen:
“Umlunguuuuuuu.”
Het is ditmaal niet Z die het roept. Als ik om kijk, zijn het vier jongens met een rode zakdoek om hun hoofd. In de hand van een van de jongens zie ik iets blinken. Ik vermoed dat het een mes is. Dit kan nooit veel goeds betekenen.
Ik kijk geschokt Jamal aan: “Run!”
×