Samenvatting
“Wat ik graag wil is niet vertellen hoe de dingen zouden moeten zijn, maar hoe ze zijn, en waarom we niet willen weten hoe ze zijn.” Alan Watts Dit is het centrale thema in ‘Het taboe op weten wie je bent’ waarin Alan Watts zich baseert op zijn grondige kennis van de oude Indiase Vedanta filosofie in combinatie met de wetenschappelijke inzichten uit de quantum mechanica. De fundamentele en totale onderlinge afhankelijkheid van alle dingen is nergens zo duidelijk en overtuigend uiteengezet als in dit boek, dat door velen als zijn beste boek wordt beschouwd. Hij schreef het in 1966 en plantte daarmee het zaadje voor de verspreiding van de leer van non-dualiteit in het westen. In dit boek combineert hij zijn radicale filosofie met hilarische beschrijvingen van ontwikkelingen in de maatschappij die verrassend actueel blijken te zijn. De ondeelbaarheid van het bestaan ontgaat ons, omdat we de wereld der verschijnselen, inclusief onszelf, beschouwen als een verzameling losse elementen, opgedeeld in ogenschijnlijke tegenstellingen als licht en donker, groot en klein, goed en slecht. Door de smalle lichtstraal van onze bewuste aandacht steeds op die ogenschijnlijke tegenstellingen te richten, zijn we niet in staat om het geheel te zien, de ultieme werkelijkheid. Het laatste bestaande ‘taboe’ is volgens Watts: de hardnekkige illusie dat datgene wat we ‘ik’ noemen een afzonderlijk ego zou zijn, opgesloten in een lichaam dat zich moet zien te handhaven in een vijandige buitenwereld. De werkelijke aard van het ‘zelf’ blijkt een verbijsterend mysterie; hij noemt dit boek zelf dan ook “een handboek ter inleiding in het mysterie van het bestaan, dat iedere vader kan doorgeven aan zijn zoon, of iedere moeder aan haar dochter, als ze staan op de drempel naar volwassenheid”.