Samenvatting
Joseph Beuys probeerde het al: politieke macht verwerven. De Duitse kunstenaar en sjamaan predikte hartstochtelijk de revolutie en was tijdens zijn carrière betrokken bij de oprichting van drie politieke partijen. Als kunstenaar leverde hem dat roem op, maar buiten de kunstwereld wist Beuys nooit invloed te verwerven.
Die situatie is nauwelijks veranderd: kunst en maatschappij zijn gescheiden werelden. Volledige artistieke vrijheid, vanaf het midden van de negentiende eeuw zwaar bevochten, blijkt een keerzijde te hebben. Kunstenaars mogen binnen de maatschappij de schoonheid, prikkeling en intellectuele verdieping voor hun rekening nemen, verder moeten ze zich niet met de wereld bemoeien. Alleen: daar nemen steeds minder kunstenaars genoegen mee. Ze willen het kunstreservaat uit. Invloed. Macht. Dingen verbeteren. Maar is kunst daar eigenlijk wel toe in staat?
In Het streven beschrijft Hans den Hartog Jager de worsteling van de hedendaagse kunst met de bijna ongelimiteerde vrijheid die ze in het midden van de negentiende eeuw verwierf. Hij vraagt zich af of die vrijheid tot vrijblijvendheid heeft geleid en of kunstenaars als Francis Alÿs, Renzo Martens, Yael Bartana en Steve McQueen nieuwe wegen gaan vinden voor hun engagement. Of blijven kunstenaars hofnarren die bestaand beleid mogen legitimeren?