Samenvatting
Al eeuwenlang wordt de mens gefascineerd door dieren die alleen in de verbeelding bestaan: fabeldieren als de draak en de feniks. Ook de eenhoorn behoort tot de geestelijke bagage van de moderne mens en onderzoek van de eenhoortraditie biedt een reeks verrassende 'sleutelgatvisies op uiteenlopende cultuurperioden en kennisgebieden. Dit boek beschrijft hoe de eenhoorn deel gaat uitmaken van het gedachtegoed van de Griekstalige Mediterrane wereld, zowel in wetenschappelijk als in religieus opzicht. Wetenschap en godsvrucht bepaalden ook het beeld van de eenhoorn in de middeleeuwen. Enerzijds verovert het dier zich een plaats in de zoölogie, anderzijds ontwikkelt het eenhoornmotief zich tot een christelijk symbool. Het boek besteedt veel aandacht aan de Arabische wereld en aan de zogenaamde bestiaria of ‘dierboeken’. De neushoorn en de narwal zijn al in een relatief vroeg stadium onderdeel van het debat over het bestaan van de eenhoorn. Wanneer halverwege de 19de eeuw het dier definitief naar het rijk der fabelen wordt verwezen, krijgt het een nieuwe rol in de psychologie en esoterie. Het belang van het eenhoornmotief in literatuur en kunst is een belangrijk aspect van dit boek. Opvallend hierbij is de tegenstrijdigheid van de eenhoornsymboliek: enerzijds geldt de eenhoorn als een symbool van losbandigheid, anderzijds staat het motief juist voor kuisheid en zuiverheid. Het feit dat de eenhoorn ook voorkomt in de Harry Potter-boeken van J.K. Rowling doet vermoeden dat het laatste eenhoornverhaal nog niet is verteld: het motief blijft fascineren.