Samenvatting
Zomer 1950. De tienjarige Michael, een Duits weesjongetje, mag de vakantie doorbrengen bij de schatrijke mevrouw Kaplan op Cape Cod. Het is de bedoeling dat Michael optrekt met haar kleinzoon Richie, wiens vader is gesneuveld in de oorlog, maar de twee jongens kunnen het niet goed met elkaar vinden. Richie en Michael maken kennis met de buren, het kunstenaarsechtpaar Edward en Jo Hopper, en er ontstaat een onalledaagse vriendschap. Jo is grillig, hartstochtelijk, vaak onredelijk en wordt veelvuldig geplaagd door jaloerse, bezitterige buien. Edward is herstellende van een ziekte, in zichzelf gekeerd en gedeprimeerd omdat het schilderen niet wil lukken. Hij raakt in de ban van Richies fragiele, charmante tante Katherine, die niet lang meer te leven heeft. Ondertussen is ook de jonge Michael smoorverliefd op haar geworden. ‘Rustig, onverbiddelijk en met trefzeker inzicht heeft onze winnaar niet alleen de felle ruzies van Edward en Jo Hopper tot leven weten te wekken, maar ook de spanningen en de problemen van een aantal mensen in hun omgeving: van twee jonge, door de oorlog getekende jongens tot de vakantievierders die ’s zomers op Cape Cod neerstrijken.’ – Jury Sir Walter Scott Prize