Samenvatting
De hoofdpersoon van deze roman reist met de trein door prachtige landschappen. Er zit niemand anders in de trein, of toch wel? Hij kijkt naar buiten en ziet gebeurtenissen van eeuwen terug, zoals Jozef die door zijn broers in de put wordt gegooid en de kruisiging van Jezus. Hoe kan het dat hij hier getuige van is? Wat is de werkelijkheid buiten de trein? En wat daarbinnen? Hij besluit de trein te verkennen en na vele lege wagons arriveert hij in de restauratie waar ene Karl hem serveert. De gesprekken met Karl verdiepen maar roepen ook vragen op: zowel Karl als de hoofdpersoon hebben geen herinneringen buiten hun bestaan in de trein, maar beiden verlangen wel naar de werkelijkheid daarbuiten. De trein stopt en de hoofdpersoon stapt uit. In wat voor stad is hij terechtgekomen en wat moet hij daar doen? Hij volgt een in het zwart geklede vrouw naar een kantoor, waar hij blijkt te werken. ’s Avonds volgt hij haar naar een huis, waar hij blijkt te wonen. Hij handelt alsof hij dit al jaren doet, maar kan niet voorkomen dat gebeurtenissen met hem aan de haal gaan. Er is een incident en hij wordt aangeklaagd. Wat heeft deze werkelijkheid nu voor hem te betekenen? In deze metafysische roman onderzoekt de auteur het wezen achter de ervaren werkelijkheid. Welke twijfels bieden uiteindelijk grip op een wereld zonder houvast?