Samenvatting
In 1933 kwam in Duitsland de fanatieke anticommunist en antisemiet Adolf Hitler aan de macht. Dit gebeurde na de grootste economische crisis van de vorige eeuw. Deze man beloofde voorspoed, maar bracht de Tweede Wereldoorlog.
Al in 1926 kondigde Hitler aan dat hij het communistische Rusland zou veroveren.
Zeventig jaar geleden - in augustus 1939 - sloten Hitler en de Russische dictator Josef Stalin desondanks een niet-aanvalsverdrag, het Ribbentrop-Molotov Pact.
Daarna instrueerde Stalin de communistische partijen om al hun kritiek op Nazi-Duitsland in te slikken. Zelfs werden Duitse communisten en Joden die naar Rusland waren gevlucht, naar Nazi-Duitsland teruggestuurd.
In september 1939 bezetten Duitsland en Rusland het militair zwakke Polen. Dat was zo afgesproken in het Ribbentrop-Molotov Pact. Als gevolg van die afspraak brak de Tweede Wereldoorlog uit.
Tussen 1939 en 1941 hielp Stalin zijn nieuwe bondgenoot Hitler aan olie en grondstoffen om de oorlog voort te kunnen zetten.
In Polen vergrepen communisten en nazi's zich massaal aan de bevolking. De nazi's troffen daar in 1939/40 de eerste voorbereidingen voor de Holocaust. Zo bezocht de fanatieke Jodenhater Adolf Eichmann Polen al in oktober 1939.
Stalins veiligheidsdienst deporteerde niet alleen tal van Poolse burgers, maar vermoordde ook nog eens 15.000 Poolse officieren. Voor die laatste misdaad hadden zowel Stalin als zijn minister Buitenlandse Zaken Molotov persoonlijk toestemming verleend. Molotov - de man die het duivelspact van 1939 mede had ondertekend.
In juni 1941 viel Hitler Rusland aan. 'Waar hebben wij dit aan verdiend?' vroeg een boze Molotov aan de Duitse ambassadeur.
Het was te laat. Stalin had zeker 80 waarschuwingen dat Hitler een grote invasie voorbereidde, in de wind geslagen.