Fragment
MARIA: 'k Moet er van walgen. Ik ben zo niet. Ik ben geen lachwekkend, onnozel seutje! G'hebt mij nogal in een rol gemaneuvreerd, hé Balduk. 'k Draag weer een kind. 'k Heb tbc van in dat vochtig kot. Geen inkomen, geen eten. Straks moet ik dus doodgaan van ellende?
BALDUK: In een drama vallen er meestal doden. En ja, 'k vrees dat dat hier uw lot zal zijn.
Stilte.
Maria maakt er even een drama van waarvan zij de regie voert.
MARIA: Kamiel alstublieft, ga vanavond toch niet naar de gelapte Sjako. Doe dat niet, Kamiel, voor ons, voor mij en voor ons kind. (stilte) Gij nu.
BALDUK: Is 't waar dat ge er weer aan zijt?
MARIA: Kan beter.
BALDUK: (herneemt) Is 't waar dat ge er weer aan zijt?
MARIA: Goed zo. G' hebt de goeie toon. Houd hem. Nog 'n keer.
BALDUK: (herneemt) Is 't waar dat ge er weer aan zijt?
MARIA: Ja, Kamiel.
BALDUK: Is 't van mij?
MARIA: Maar Kamiel, hoe durft gij toch zo iets zeggen?
BALDUK: 't Is over dat daar. Met dat waterhoofd.
MARIA: Ons Mathildeke heeft geen waterhoofd, Kamiel. (snikt)
Balduk op met de bedoeling van te vertrekken. Maria pakt zijn arm.
Er volgt een feest van ellende.
Moeder Balduk zingt een levenslied van de Zangeres Zonder Naam, in duo met vader Beert.
Maria en Balduk zetten het spel - eerder gebaren- dan woordenspel onder het gezang verder.
MARIA: Laat ons in ons bed kruipen, Kamiel, ik voel mij niet goed.
BALDUK: Uit mijn ogen gij.
MARIA: 'k Smeek u Kamiel, laat ons in ons bed kruipen.
BALDUK: Werken, wroeten, lijk een beest voor u en dat jong. En nu weer een ander. Stank voor dank.
MARIA: Ach Kamiel, spreek toch zo niet.
BALDUK: Kruip alleen in uw nest.
MARIA: Gij ook, Kamiel? Ik laat u niet graag hier zitten piekeren. Ge steekt dan van alles in uw kop. Morgen is 't er were nen dag Kamiel, den dag brengt raad. Gauw, kom, laat ons in ons bed ...
BALDUK: Kruip alleen in uw nest, zeg ik u, of 'k sla d'er u in.
MARIA: Och Here ...
×