Fragment
Abrams afkomst, roeping en tocht naar Kanaän
De schaduwen begonnen te groeien terwijl de laatste stralen van de zon de straten van Ur in gouden gloed hulden. Boven de stad verhief de tempel van de maangod Sin zich majestueus, een stille getuige van de oude rituelen die hier dagelijks plaatsvonden. Abram en Saraï liepen rustig door de kronkelende steegjes, waar de geur van wierook zich vermengde met de frisse geur van vochtige aarde. Hoewel de avond een sfeer van mysterie en verwachting uitstraalde, bekroop Abram een sluimerend gevoel van onrust, alsof er iets diepers op hem wachtte, verborgen in de stilte van de nacht.
‘Saraï,’ begon Abram zacht, terwijl ze de gladde trappen van de tempel beklommen, ‘ik voel dat ik deze tempel moet bezoeken. Er is een diepere waarheid die ik zoek, iets wat we tot nu toe nog niet hebben ontdekt.’
Saraï keek hem aan, haar blik gevuld met zowel bezorgdheid als stille steun. ‘Ik begrijp het, Abram. Laten we naar binnen gaan. Misschien ligt daar het antwoord dat je zoekt.’
De tempel van Sin was overweldigend. De zilveren versieringen weerkaatsten het maanlicht, terwijl dunne slierten wierook de ruimte vulden met een bedwelmende geur. Priesters bewogen zich statig tussen de menigte, hun gezichten ondoorgrondelijk en kalm. Het zachte gezang van gebeden klonk als een echo door de heilige ruimte en overal lagen offers uitgestald – vruchten, wierook en kleine zilveren beeldjes.
Abram liet de sfeer van de tempel op zich inwerken, maar voelde tegelijkertijd een koude rilling langs zijn rug trekken. Een priester, gekleed in rijke gewaden, naderde hen. Zijn ogen straalden devotie uit, maar er was iets kils in zijn blik.
‘Welkom in de tempel van Sin,’ sprak hij met een diepe stem die in de stilte leek te weerklinken. ‘Wat brengt jullie hier?’
Abram voelde zich klein onder de hoge gewelven en het gewicht van de rituelen om hem heen. ‘We willen begrijpen wat deze tempel betekent,’ antwoordde hij langzaam, terwijl hij naar de offers keek. ‘Wat betekent Sin? Kan hij de diepste vragen van ons hart beantwoorden?’
De priester glimlachte lichtjes, maar zijn ogen bleven streng. ‘Sin is de hoeder van de nacht, de gids van reizigers en de meester van geheimen. Hij heeft de macht om onze wegen te verlichten als we hem de juiste offers brengen.’
Abram voelde de onrust in zich toenemen. Terwijl hij naar de offers staarde, vroeg hij zich af of hij werkelijk kon offeren aan een god waarin hij twijfelde. ‘Gelooft u echt dat Sin al deze macht bezit?’
De priester fronste licht, maar antwoordde onverstoorbaar: ‘Sin is de oudste van de goden. Zijn macht is onbetwistbaar. Breng een offer en je zult zijn zegen ervaren.’
Saraï, die het conflict in Abram voelde, legde zachtjes haar hand op zijn arm. ‘Abram, voel je je hier echt op je gemak? Denk je dat dit de plek is waar je antwoorden zult vinden?’
Abram schudde zijn hoofd. ‘Nee,’ zei hij langzaam, ‘er is iets anders, iets wat ons roept buiten deze muren. Ik voel dat mijn zoektocht hier niet eindigt.’
De priester leek te verstarren. ‘Waarom twijfel je aan de macht van Sin?’ vroeg hij scherp. ‘Je aanwezigheid hier is een belediging voor onze god.’
Abram voelde zijn ademhaling versnellen, maar ook een vastberadenheid die hij niet eerder had gevoeld. ‘Ik respecteer jullie geloof,’ sprak hij krachtig, ‘maar ik zoek een waarheid die verder reikt dan deze rituelen. Ik moet mijn eigen weg vinden.’
De blik van de priester werd donkerder. ‘Je zou beter luisteren,’ sprak hij dreigend, ‘de goden geven ons de waarheid, wij hoeven alleen maar te volgen.’
Abram keek hem vastberaden aan. ‘Wat als de waarheid ergens anders ligt? Wat als we moeten zoeken buiten deze muren, buiten de offers?’
De priester antwoordde niet, maar zijn blik sprak boekdelen. Abram wist dat hij niet langer kon blijven. Hij keek naar Saraï, die knikte. ‘Laten we gaan, Abram,’ fluisterde ze. ‘Misschien ligt de waarheid elders.’
Abram en Saraï verlieten de tempel en stapten de koele nacht in. De frisse lucht voelde als een opluchting en de maan scheen helder boven hen. Terwijl ze door de verlaten straten van Ur liepen, voelde Abram een mengeling van opluchting en onzekerheid. Zijn zoektocht was nog maar net begonnen, maar hij wist dat hij de juiste weg had gekozen.
×