Samenvatting
Gedurende negentig procent van onze bestaansgeschiedenis leefden we autonoom, als man en vrouw gelijkwaardig, zonder rangorde en zonder persoonlijk bezit van land. Daarbij vereerden we vanaf de oude steentijd de aarde en haar kosmos als een almachtige en eeuwige, goddelijke moeder van geboorte, leven en wedergeboorte.
Deze sacrale en vreedzame moederculturen veranderden in het Midden-Oosten vanaf 3000 v.C. door de overgang naar grootschalige landbouw in hiƫrarchische vaderculturen, die de natuur en de vrouw ontheiligden en die de geschiedenis van onze oorspronkelijke moedercultuur uitwisten of verdraaiden.
Deze vaderculturen lagen ten grondslag aan de ontwikkeling van het patriarchale christendom. Door christelijke invloed veronderstelde de westerse mens eeuwenlang dat de aarde voor hem geschapen was en dat hij die naar zijn goeddunken gebruiken kon. Die aanname is gebaseerd op een verkeerde en patriarchale uitleg van de Genesisteksten.
De oorspronkelijke betekenis van Genesis komt overeen met de mondiale, inheemse eerbiediging van een sacrale natuur. Onze primaire verplichting als mens is zorg dragen voor de schepping. Voor herstel van de spirituele verbinding tussen mens en aarde is deze volledige geschiedenis van cruciaal belang.