Fragment
Tussen de Linde en de Kuinder (oostelijk van Scherpenzeel) ligt het natuurgebied De Rottige Meenthe. In de loop van de 18e eeuw zijn delen van het gebied verveend. Bij turfwinning in laagveengebieden werd de turf beneden het grondwaterniveau gebaggerd: het slagturven. Het natte veen werd met baggerbeugels van onder het wateroppervlak weggehaald. Het weggebaggerde veen werd op uitgespaarde stroken land (legakkers of zetwallen, ter plaatse ook wel ribben genoemd) te drogen gelegd en tot turven versneden. Nadat de hele veenlaag was weggebaggerd, bleven er langgerekte plassen (petgaten of trekgaten) achter, die verder waardeloos waren. Om aan de groeiende brandstofbehoefte te voldoen, werden steeds grotere stukken grond afgegraven. De petgaten werden steeds breder, de legakkers steeds smaller. Daardoor kon het gebeuren dat bij storm de legakkers door het water werden weggeslagen zodat er verveningsplassen ontstonden. (1)
Veel Veluwse beken hebben lijnrechte stukken en onnatuurlijke bochten en zijn (deels) gegraven voor landbouwkundig gebruik. Van Staverden en Leuvenum en omgeving is bekend dat daar in het verleden werd bevloeid. Water werd bovenstrooms afgevoerd en verderop weer over lager gelegen graslanden geleid.
Stroomafwaarts heeft de Leuvenumse beek oostelijk van de ‘Zwarte Boer’ een doodlopende zijtak. Een doodlopende zijtak is doorgaans bedoeld voor bevloeien, het is een blind eindigende beek of sloot die vanaf dat punt over het maaiveld loopt. (2)
Rijdend door het dekzandlandschap van de Achterhoek en Twente, met afwisselend langgerekte golvende ruggen en ondiepe laagten, krijg je om de zoveel meter telkens een ander uitzicht. Soms is het een bosrand, dan weer zijn het akkers en weilanden of verspreid in het landschap liggende boerderijen. Je ziet landschapselementen achter houtwallen en boomgroepen verdwijnen en even later weer verschijnen. Het lijkt net een toneel met verschillende coulissen, vandaar de naam coulisselandschap. (3)
De Koudekerksche Inlaagpolder is eeuwen geleden ontstaan nadat achter de toenmalige zeedijk een inlaagdijk als reservedijk is aangelegd. Dit land zou normaal gesproken ten prooi zijn gevallen aan de zee, maar uitgerekend híer is het oude cultuurlandschap nog haarfijn zichtbaar gebleven.
Doordat getijgeulen niet verder naar de kust opschoven, kon de inlaagpolder tot op de dag van vandaag blijven bestaan. De bebouwing was verdwenen, maar de boeren konden de laaggelegen, natte karrevelden blijven gebruiken als hooiland. In de Koudekerksche Inlaagpolder versterken cultuurhistorie (eeuwenlang menselijk geploeter) en natuur (brakwatergebied met unieke flora en fauna) elkaar. (4)
Het Zuid-Limburgse heuvelland kent een grote dichtheid aan wegen en paden. Vele van de nog bestaande wegen hebben een al eeuwenoude oorsprong. Door inslijting zijn holle wegen ontstaan. Eeuwenlang gebruik van hetzelfde pad, te voet of met paard en kar, leidde tot een natuurlijk erosieproces. Losgewoelde aarde spoelde af met het regenwater en op die manier diepte de weg zich jaar na jaar verder uit. Het is een proces dat ook nu nog optreedt zolang het wegdek onverhard blijft.
Holle wegen zijn typische landschapselementen voor heuvelachtige streken met een leemondergrond. De fijne leemkorrels kleven goed samen en laten de vorming van stevige, steile wanden toe. Naast een geschikte bodem is voldoende reliëf nodig, opdat het afstromend regenwater voldoende kracht krijgt om grond mee te voeren. Holle wegen kennen vaak dicht beplante steile wanden. (5)
×