Samenvatting
De poëzie van Guy van Hoof zit vol klank, ritme, licht en kleur. Hij wordt beschouwd als een observator, iemand die als een fotograaf indrukken op zich laat inwerken. Gedichten groeien van binnenin naar buiten of omgekeerd, maar altijd is er de spanning van het woord. Prozaïsch, dat wel, maar met net dat mysterie waar de lezer zijn keuze kan mee doen. Realiteit vermengt met verbeelding, het zintuigelijke met het poëtische van de droom, het verlangen naar een zeer aards paradijs. Niet zonder weemoed dus, met daarnaast de levensdrang, die de dynamiek van het leven is, en de lichamelijkheid als teder wapen. Een dichter in de hoogtij van zijn kunnen ... Wat een kracht, wat een pracht. - Jos Daelman