Fragment
“EGYPTOLOGIE. EEN BELANGRIJKE ONTDEKKING. LONDEN. 23 Nov. De „Times"-correspondent te Caïro meldt uit het Dal van de Koningen (per koerier naar Luxor), dezer: Hedenmiddag hebben Lord Carnarvon en talrijk gezelschap mededeeling gedaan in zake een ontdekking, welke geacht wordt de meest sensationeele van deze eeuw op Egyptologisch gebied. Behalve andere voorwerpen heeft men een uitbeelding van de begrafenisplechtigheid van den Egyptischen koning Tutankhamen gevonden, een der meest vermaarde kettersche koningen van de 18e dynastie, die terugkeerde tot den eeredienst van Amon. Er is weinig bekend van de latere koningen, met inbegrip van Tutankhamen en de ontdekking is een zeer belangrijke aanwinst voor de kennis dier periode en van de belangrijke stad Telelamana, die door den eersten ketterschen koning In de 15e eeuw vcor Christus werd gesticht. De heden aangekondigde ontdekking is de belooning van vele jaren geduldige en aan- houdende opsporingen en is vooral te danken aan Carter, die na ijverig zoeken er in slaagde den grafkelder te vinden van het Thebaansche rijk. Toen Carter den toegang tot dezen grafkelder had gevonden, seinde hij aan Lord Carnarvon, die terstond naar Egypte terugkeerde om met hem de onderzoekingen voort te zetten. Inmiddels was het nieuws der ontdekking reeds doorgedrongen tot de bevolking van Luxor waar iedereen jacht maakt op antiquiteiten en algemeen was men benieuwd naar de bijzonderheden der ontdekking. Lord Carnarvon en Carter vonden, toen zij zich toegang hadden verschaft, in de eerste plaats een verzegelde deur. Na deze voorzichtig te hebben geopend, kwamen zij, nadat zij zestien treden naar beneden gedaald waren, andermaal voor een verzegelde deur, die toegang tot den grafkelder verschafte. Met moeite wisten zij deze deur te openen en toen vertoonde zich voor hun oogen een ongelooflijk schoon gezicht. Eerst zagen zij drie prachtig vergulde staatsie-canapé's, voorzien van sierlijk uitgesneden koppen van leeuwen en andere dieren. Op deze koppen rustten bedden, prachtig uitgesneden en ingelegd met ivoor en edelsteenen en talrijke zeer kunstig bewerkte kisten. Onder een der canapé's was de troon van koning Tutankhamen, alsmede een zwaar vergulde stoel en beeltenissen van den koning en de koningin, ingelegd met edelsteenen. Voorts zagen zij vier zegewagens, waarvan de zijden ingelegd waren met edelsteenen en goud. Verder werden gevonden talrijke voorwerpen van de koninklijke familie, waaronder hun koninklijke gewaden en vele muziekinstrumenten.” (*)
(*) Fragment uit de Telegraaf van 30 november 1922
Aaltje Vos, sinds drie jaar mijn gezelschapsdame, keek mij verwachtingsvol aan. ‘Ik zie dat uw ogen glinsteren. Is dat geen nieuws waar u wel pap van lust?’, vrolijk sloeg ze de pagina om en begon een volgend artikel voor te lezen. Geen idee waarover het ging, maar het was ook niet belangrijk, zoals zoveel niet meer echt ertoe deed. Het leven was goeddeels stil komen te staan en dankzij het voorlezen van de kranten door Aaltje was ik niet geheel afgesloten van de buitenwereld. Een kanten zakdoekje werd vastberaden langs mijn linker mondhoek geveegd: ‘Zo, het moet niet gaan druppen op uw schone jurk.’ Zonder verder betoog, legde Aaltje de zakdoek op een handdoek op de zitting van een houten stoel. Haar verstopplekje voor spulletjes die nodig waren om mij schoon de dag door te krijgen. Alles lekker dicht bij de hand en niemand die het meteen zag bij de binnenkomst in de voormalige salon, die was omgebouwd tot een kleine woonkamer, slaapkamer met een bad en een toilet. Het traplopen was een Giganten opgave geworden van bijna mythische proporties. De dokter had, met enige dwang, voorgesteld om de villa aan te passen aan mijn beperkte bewegingsvrijheid. Hij is mijn redder…de dokter. Op sommige dagen loop ik over als de beker van dankbaarheid, terwijl op andere dagen ik hem vervloekt tot de hel waarin ik leef. Na bijna tien jaar slaag ik er zo nu en dan in om mij bij mijn lot neer te leggen, maar op alle andere dagen ben ik alleen maar boos op het ouder worden, waardoor mijn fysieke gebreken alleen maar vermeerderen. Er is geen kans op een verbetering. Het gaat vanaf nu berg afwaarts, met een roetsj het lege graf in. Ik herinner hoe ongeduldig ik kon zijn als ik ziek was of een been had gebroken. Het herstel kon mij niet kort genoeg duren, maar ergens in de afgelopen jaren is het besef doorgedrongen dat de tijd voor recuperatie voorbij was. Of zoals de dokter het subtiel verwoordde: het streven is om de aftakeling zolang mogelijk tegen te houden. Hoe dacht hij dit te doen? Door een streep in het zand te trekken en tegen de menselijke Natuur schreeuwen: Stop en niet verder! Dit is de grens die ik trek! Hoe dwaas is het om zulke woorden uitspreken. Wellicht is het de geest van de machteloosheid die de mond aanstuurt en de dokter onware beweringen laat uitspreken. Tuurlijk begrijp ik dat hij mij gerust wil stellen door iets van hoop te geven, alsof de aftakeling kan worden afgeremd of in haar geheel kan worden gestopt. Misschien denk hij dat door de fysieke beperkingen mijn geestelijke vermogens zijn aangetast. Goddank is mijn intellect ongeschonden gebleven, hoewel het praten op een enkele dag moeizaam gaat en gewoonlijk een heilloze missie is. De beperkingen kunnen gemakkelijk verleiden om te denken dat ik infantiel ben geworden en stelt valse hoop een persoon met hersenbeschadiging gerust. Niet vanwege de boodschap, maar de repetitie van dezelfde woorden die door de tijd heen de werking van een wiegelied verkrijgen. De persoon wordt in slaap gesust totdat de man met de zeis komt halen wat van hem is: de laatste adem. De dokter zou toch moeten weten dat er niets mis is met mijn verstand, dus waarom tegen mij spreken alsof ik de wereld om mij heen niet meer zou begrijpen of zelfs maar deel vanuit maken. Het was natuurlijk een mogelijkheid dat hij de woorden ter geruststelling tegen zichzelf vertelde, alsof hij nog niet bereid was om de waarheid van mijn lot onder ogen te komen.
×