Samenvatting
De stoftor woont op de maan. Niemand weet van zijn bestaan. Ver weg ziet hij alle andere dieren. Op een dag roept hij zomaar door een toeter: ‘Het spijt me!’ De dieren horen hem en elk van hen denkt dat die woorden voor hem zijn bestemd. De neushoorn meent dat het nijlpaard het zei toen die op zijn tenen trapte, de beer gelooft dat hij het net zélf zei toen hij alle taarten had opgegeten, en de eendagsvlieg kijkt omhoog: ‘Bent u het die heeft bepaald dat ik maar één dag heb?’ Terwijl de woelrat vindt dat spijt nergens voor nodig is, net als kiespijn, jeuk en koude voeten, overweegt de stoftor te roepen: ‘Het spijt me dat ik heb geroepen dat het me spijt.’