Fragment
Zeldzame groene, platte ‘bomen’ zonder takken en een platte stam die zich kaarsrecht tientallen meters boven de grond verhieven en die wortelden in grillige, compacte aarde. Die aarde was bezaaid met iets wat leek op dikke takken en bruine en groene stukken tapijt. Zowel in westelijke als in oostelijke richting waren de vage contouren te zien van een vreemd, symmetrisch en onbegroeid bergmassief zonder pieken en dalen. Naar het zuiden toe alleen maar de groene, platte bomen die zich niet alleen kaarsrecht boven de grond verhieven, maar ook kriskras door elkaar lagen op de grond of een hoek van 45 graden maakten. Weer andere hingen slap of lagen volledig plat op de grond. Dat was zo ongeveer het landschap dat Paul Wismans zag toen hij zijn ogen opende, een landschap dat hij in zijn meest fantastische dromen niet had kunnen bedenken. Onwillekeurig kneep hij zichzelf in de arm om enigszins teleur¬gesteld te moeten vaststellen dat hij klaarwakker was. Waar was hij in godsnaam en waarom was Sophie niet in de buurt? Paul probeerde koortsachtig te bedenken hoe hij in deze situatie verzeild was geraakt, maar zonder succes.
×