Samenvatting
Dit boek gaat over het inreisverbod. Die maatregel speelt niet uitsluitend op Europees, maar ook op nationaal niveau een belangrijke rol. Bij het laatste niveau kan een onderscheid worden gemaakt tussen het vreemdelingenrecht en het strafrecht.
Sinds de tweede druk zijn twee jaren verstreken. Ook in die periode is veel gebeurd op Europees en nationaal niveau ten aanzien van het inreisverbod. Op Europees niveau is meer rechtspraak van het Hof van Justitie gekomen met directe gevolgen voor de Nederlandse rechtspraktijk (zowel vreemdelingenrecht als strafrecht). Verder is de Europese Commissie op 16 november 2017 gekomen met een gewijzigd Handboek Terugkeer.
Op nationaal niveau is de recente rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voor het vreemdelingenrecht verwerkt. Ook is de recente rechtspraak van de Hoge Raad en de gerechtshoven voor het strafrecht opgenomen. Tot slot komt een aantal wetten in het kader van terrorismebestrijding aan de orde waarin wordt gewerkt met aanverwante rechtsinstrumenten, zoals de ongewenst verklaring en het uitreisverbod.
In een strafprocedure ter zake van overtreding van een oude ongewenst verklaring of een zwaar inreisverbod kan de strafrechter zich gesteld zien voor een aantal vreemdelingenrechtelijke aspecten. Die aspecten doen zich met name voor wanneer het gaat om de vraag of alle stappen van de terugkeerprocedure zijn doorlopen. Die vraag is van belang voor de strafoplegging. In zoverre is een te onderscheiden rechtsgebied in ontwikkeling: het vreemdelingenstrafrecht.
Het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Ouhrami heeft directe gevolgen voor Nederland. In het vreemdelingenrecht is de tekst van artikel 66a, zesde en zevende lid, van de Vw 2000 niet in overeenstemming met het Unierecht voor zover in deze bepalingen het onrechtmatig verblijf wordt gekoppeld aan het inreisverbod gedurende de periode dat de betrokken vreemdeling (nog) geen gehoor heeft gegeven aan zijn terugkeerverplichting. In het strafrecht bestaat discussie over de vraag of door het arrest Ouhrami een wettelijke grondslag ontbreekt in de Nederlandse wetgeving voor vervolging van een illegale derdelander die het grondgebied van de lidstaten niet heeft verlaten.