Samenvatting
Er verschenen in de loop der jaren meerdere wielerwoordenboeken waarin wielertermen niet alleen worden uitgelegd maar ook toegelicht, b.v. met anekdotes uit de wielerhistorie, uitspraken van renners, (flarden) poëzie en proza. Miel Vanstreels (1951) gaat in deze bundel nog iets verder: hij licht 100 wielerbegrippen toe met een korte omschrijving én een rijmpje. In de bloemlezing 'De honderd mooiste wielergedichten (uit de Vlaamse en Nederlandse Literatuur)' kreeg hij van samensteller Patrick Cornillie het meest aantal pagina's toebedeeld. En Robin Porrez schreef in 'Een poëtische Trofeo Baracchi': 'Miel Vanstreels heeft van de ironie, waarmee hij op speelse manier en zonder veel schroom zijn eigen limieten op de fiets thematiseert, zijn handelsmerk gemaakt: hij mag gerust beschouwd worden als de ongekroonde koning van dit type van gedichten.' In 'Het groot wielerwoordenrijmpjesboek' zijn wielertoeristen even belangrijk als echte coureurs: ook zij komen de man met hamer tegen, ze harken dezelfde kuitenbijters op en hun afstapverdriet is mogelijk nog groter.