Fragment
Het was op een stormachtige namiddag in oktober dat we na een dagje ‘studie’ aan de Pedagogische Academie te Beverwijk in ons stamcafeetje aan de Zeestraat verzeild waren geraakt.
Nu gebeurde dat wel vaker maar deze keer was het vrijdag en maakte het niet uit als je bleef hangen want de dag erna waren we vrij.
Vele vaste klanten kwamen nog even een afzakkertje halen om de werkweek uit te luiden of het weekend in te luiden.
Het was een bonte mengeling van jong en oud, van student en kunstenaar, maar ook de gewone werkende mens voelde zich er thuis.
Dat was het leuke van ‘Het Lantaarntje’, dat iedereen zichzelf kon zijn en zich thuis kon voelen.
Ons groepje zat gezellig aan de grote ronde tafel bij het raam.
Als je naar buiten keek zag je hoe de wind tekeer ging en boombladeren, vermengd met afvalresten, door de bijna verlaten straat joeg.
En wij zaten hier warm en knus bij elkaar alsof het altijd zo had moeten zijn.
De stemming zat er na het zoveelste rondje goed in en de gezelligheid steeg naar een hoogtepunt.
Plotseling drong het besef tot me door dat aan deze gezelligheid en saamhorigheid die we voelden een eind zou komen.
Mijn vrienden en ik zouden huiswaarts keren, morgen was er weer een dag en dit wat ik nu meemaakte en het gevoel van geluk dat ik voelde en wel altijd wilde vasthouden, waren gedoemd om te verdwijnen in de tijd.
Een gevoel van gemis om iets wat geweest is en nooit meer zal terugkomen begon zich al bij me op te dringen.
Ik keek nog eenmaal de tafel rond, betaalde mijn rekening, sloeg mijn jas beschermend om me heen en worstelde, tegen de wind in, richting vergetelheid.
×