Samenvatting
Willem en Nelle Ter Toren, elf jaar oud, zijn een doodgewone tweeling. Ze wonen in weeshuis Het ongetwijfeld ongelukkige kind. Als ze tijdens een stormachtige nacht van een mysterieuze oude man vernemen dat ze eigenlijk van adel zijn, pakken ze vlug hun koffers en verhuizen naar het kasteel van hun voorvaderen, Domein Tros De Tour. Daar krijgen ze een oude voorspelling te horen, over twee kinderen die moeten zoeken naar een schat, en al vrij snel wordt duidelijk dat zijzelf wel eens die twee kinderen uit de voorspelling zouden kunnen zijn. Samen met Fidelius, de huisknecht, en hun twee nieuwe schoolkameraadjes Flore en Wout, gaan ze de uitdaging aan en beginnen een schattenjacht. Maar ze moeten snel en heel voorzichtig zijn. De enige aanwijzingen die ze hebben zijn de mysterieuze woorden uit de middeleeuwen, die hen bijvoorbeeld waarschuwen dat er op elk moment torens van het kasteel kunnen neerstorten, dat ze moeten uitkijken om geen spoken wakker te maken, en dat ze best zo veel mogelijk over hun voorvaderen te weten komen. Bovendien loert de vijand achter elke hoek, alleen weten de kinderen niet wie de vijand is. De huidige graaf en barones, hun oom Catastrophe en tante Silence, zijn ook niet echt een hulp want ze zijn beiden zo gek als een achterdeur. De wapenspreuk van de familie luidt niet voor niets ‘STAPELGEK MAAR NIET GEVAARLIJK’.