Samenvatting
De Georgische schrijver Dato Turashvili reist af naar Amsterdam om een taboe in zijn familiegeschiedenis te onderzoeken. Zijn grootvader Melenti, die in de Tweede Wereldoorlog door Stalin naar het front was gestuurd en in 1944 door de nazi’s werd gevangengenomen, belandde in Amsterdam nadat hij uit het strafkamp was gevlucht. In deze stad – een symbool voor de vrijheid – bouwde hij kortstondig een leven op dat hij zou verzwijgen voor zijn familie. Terwijl Dato het Amsterdam van nu verkent, probeert hij zich voor te stellen hoe zijn grootvader hier 75 jaar geleden leefde, in die smalle straatjes van het constant drukke stadscentrum, gebukt onder de angst van vervolging. Want Melenti wist dat, terwijl hij was ondergedoken, andere Georgische krijgsgevangenen door de nazi’s naar Texel werden gebracht. Daar vond in het voorjaar van 1945 – Hitler had al zelfmoord gepleegd – een bloedige opstand van de krijgsgevangenen tegen de nazi’s plaats. De schrijver zit met verschillende vragen: als zijn grootvader niet bij de opstand betrokken was, waarom werd hij dan toch naar Siberië verbannen, waardoor hij pas in 1956 thuiskwam? En wat is er waar van de hardnekkige geruchten dat hij in Amsterdam een nieuwe liefde ontmoette? En, zo moet Dato toegeven, misschien is historisch onderzoek niet de enige reden voor zijn eigen vertrek naar Nederland. Ook híj wordt aangetrokken door een mysterieuze vrouw, een Georgische die hem romantische brieven stuurt – juist vanaf Texel.