Fragment
Pats! Met een doffe klap viel het flesje bier in duizend stukjes uiteen op de betegelde keukenvloer.
“Stomme prutsfeut, kun je niet uitkijken? Daar gaat m'n lekkere biertje.”
De schelle stem was afkomstig van Roderick de Hoog, een derdejaars student met vettig blond haar dat in lange slierten langs zijn ingevallen gezicht liep.
“Nog één zo'n geintje en het is einde oefening voor jou, enorme kaffer die je bent!”
“Excuses, meneer De Hoog,” stamelde ik bedremmeld. “Het zal niet meer gebeuren, meneer De Hoog.”
Ik knielde om de rotzooi op te ruimen. Mijn jaargenoot, Sjoerd Weima, stond zwijgend in een ander hoekje van de keuken een gigantische stapel borden af te wassen.
Vlak daarvoor waren we samen ontboden bij 't Hijgend Hert, het studentenhuis van Felix Meritis. Het lidmaatschap van dit herendispuut is niet voor iedereen weggelegd. Lid worden kan alleen op uitnodiging van het dispuut en geselecteerde kandidaten dienen daarna eerst de kennismakingsperiode succesvol af te ronden. Ik ga niet zeggen hoe lang die periode precies duurt, maar het geeft te denken dat zelfs studenten Sociologie - wat onder kenners wordt gezien als de meest eenvoudige universitaire opleiding van Nederland - forse averij oplopen met hun studie als ze besluiten om een gooi te doen naar het lidmaatschap van een dispuut als Felix Meritis.
Anderen zouden de kennismakingsperiode wellicht omschrijven als een ontgroening, maar bij het Heren Dispuut Felix Meritis is die term taboe. Ontgroening is synoniem geworden met excessen. Zoals een paar jaar geleden, toen een aantal idioten een eerstejaars zes liter water hadden laten drinken tijdens een onbewaakt ogenblik. Hoewel er geen druppel alcohol aan te pas was gekomen, overleefde de onfortuinlijke jongeman het overmatige drankgebruik niet. Dat had voor heel wat beroering onder de Nederlandse bevolking gezorgd. Binnen de kortste keren stonden zinnen als 'jaarlijks ontgroeningsritueel eist opnieuw levens' met chocoladeletters op de voorpagina's van de landelijke dagbladen. Zelfbenoemde experts waren bovendien uit alle windstreken bijeengekomen om in praatprogramma's op tv te kunnen wijzen met de beschuldigende vinger. Zonder uitzondering waren daarbij de studentenverenigingen de klos geweest.
Liever wordt daarom de term 'kennismakingsperiode' gebruikt, alhoewel er voor het daadwerkelijke kennismaken met leden van Felix Meritis maar weinig tijd wordt vrijgemaakt. In plaats daarvan wordt van de aspirant leden - feuten - verwacht dat ze bij alle Meritanen langsgaan om hun studentenkamers en -huizen schoon te maken.
Om precies die reden waren Weima en ik de keuken van 't Hijgend Hert aan 't boenen toen het misging. Een voor een raapte ik de scherven van de grond en gooide ze in de prullenbak. Ik zat op mijn hurken en deed mijn uiterste best om niet m'n handen open te halen aan het vlijmscherpe glas. Naast me begon een dispuutgenoot van De Hoog ongeduldig met zijn bootschoenen op de stenen vloer te tikken. Het soort tikken waar je nekharen van overeind gaan staan. De schoenen behoorden toe aan Mark Pieter van Bohemen, de huisoudste van het studentenhuis.
“Jij hebt jezelf weer aardig in de nesten gewerkt hè. Dat is al het tweede flesje bier dat je vanavond hebt laten vallen. Hoe denk je dat goed te gaan maken, feut?” vroeg Van Bohemen op luide toon.
“Ik zal een nieuw biertje voor heer De Hoog gaan halen, heer Van Bohemen,” probeerde ik nog, maar ik wist al dat ik er niet zo makkelijk van af zou komen.
“Dat zul je zeker, knurft,” beet Van Bohemen me toe. “Maar daarnaast zul je ter compensatie samen met die andere feut morgenochtend een ontbijt verzorgen. Inclusief verse jus d'orange en croissants. Jullie worden hier stipt om 9.00 uur verwacht met een tas vol ontbijtboodschappen. ‘Dulcia non eruit qui non gustavit amara’. Wie het bittere niet geproefd heeft, verdient het zoete niet.”
Mark Pieter van Bohemen was iemand die om de haverklap in het Latijn allerlei onzin begon uit te kramen, om zijn eigen denkbeeldige superioriteit extra te benadrukken. Een ontbijtje voor de bewoners van het studentenhuis. Dat kon er ook nog wel bij. Weima keek me ziedend aan, maar hield zijn kaken op elkaar. We waren samen geselecteerd om dit jaar het dispuut te versterken en dus moesten we ons samen door de kennismakingsperiode heen zien te worstelen. Maar aan zijn lichaamshouding te zien nam hij 't me duidelijk niet in dank af dat we 's ochtends vroeg sinaasappels konden gaan uitpersen, omdat ik opnieuw een biertje uit m'n handen had laten glippen.
De blik van Weima was Ewout Dekker, net als De Hoog een derdejaars, duidelijk niet ontgaan.
“Ben je nou boos op je eigen jaargenoot, feutmans?” vroeg hij op luide toon. “Terwijl jullie elkaar juist zouden moeten steunen gedurende deze zware beproevingen. Gedeelde smart is halve smart. Dat weet je nou toch wel?”
Gedeelde smart is halve smart. Nog zo'n kreet die we te pas en te onpas naar onze hoofden geslingerd kregen. Zodra Weima of ik iets fout hadden gedaan - zoals het opdienen van een kop koffie zonder de suiker geroerd te hebben of het verkeerd uitspreken van een achternaam - werd er een sanctie uitgesproken. Een sanctie die, dankzij het adagium gedeelde smart is halve smart door ons allebei uitgevoerd diende te worden, ook al had de ander op dat moment niets misdaan.
Wat is die Dekker toch een misselijk mannetje, dacht ik bij mezelf, maar ik was wijs genoeg om die gedachte niet hardop te uiten. Hij kwam met zijn lichaamslengte niet verder dan mijn schouders, maar camoufleerde zijn geringe lengte door tijdens een gesprek expres niet te ver omhoog te kijken. In plaats daarvan richtte hij zijn blik op de onderkant van mijn hals, ergens in de buurt van mijn sleutelbeen. Waarschijnlijk had Dekker deze techniek al jaren geleden ontwikkeld, om niet een al te stijve nek te krijgen, wanneer hij met anderen aan het kletsen was. Hij was al wat ouder, maar had pas op latere leeftijd besloten om een poging te doen lid te worden van Felix Meritis. Daarom was hij nu nog maar derdejaars.
“Ik denk dat dit een mooi moment is om mij te laten zien hoe goed jullie kunnen opdrukken,” ging Dekker verder. “Opdat er geen twijfel kan bestaan aan de saamhorigheid tussen jullie beiden. Hup feuten! Aan de slag. En denk erom dat je je handen niet openhaalt aan de glassplinters die hier nog kunnen liggen. Ik heb geen zin om met twee stinkende feuten naar de EHBO te moeten rijden.”
De Hoog knikte instemmend op het voorstel van zijn jaargenoot.
“Hop hop, feuten. Laat die spierballen maar eens rollen.”
“Niet vergeten, feuten,” deed Van Bohemen er nog een schepje bovenop, “een ontbijtje met verse jus d'orange en croissants, hier in ’t Hijgend Hert. Morgenochtend, 9.00 uur. Duidelijk?”
“Ja meneer van Bohemen,” antwoordden we in koor, terwijl we onszelf voor de twintigste keer die week op de grond lieten zakken.
×