Fragment
Op dat moment wordt hij zich bewust van een warme aanraking op zijn rechterschouder. Een onzichtbare hand leidt zijn bovenlichaam teder terug in verticale stand. Beschaamd om zijn tranen houdt hij zijn ogen gesloten. Hij voelt hoe warmte bezit neemt van zijn schoot. Haar onderrug drukt tegen de rand van het klavier. Haar bovenlichaam helt naar voren. Haar zijdezachte huid glijdt in slow motion tussen zijn handen op en neer. Tropische dijen omvatten zijn heupen. Haar boezem duwt de stof van zijn opengerukte shirt opzij. Vochtige lippen wissen de sporen van zijn tranen uit. Ze vindt zijn mond, zijn tong. Haar vurige vingers ontwaxen zijn haar. De eeuwig-durende zoen wordt slechts onderbroken voor vijf woorden. Zeven liefdevolle lettergrepen. Een vertrouwde, honingzoete stem fluistert vanuit een andere dimensie: ‘Ik wil vannacht niet alleen…’ Door een waas meent hij Mahasja werkelijk te zien. Hij merkt de azuurblauwe straal nog net op voordat deze weer uit haar pupillen verdwijnt. Dan valt de sluier van zijn ogen en kijkt hij in het gezicht van Meggie. Hij tilt hij haar op en draagt haar naar haar slaapvertrek. Verliefd tot ver voorbij zijn oren voelt hij hoe de energieën van de engelachtige, ver-dwenen therapeute uit zijn herinnering en die van de duivels verleidelijke, reddende gastvrouw in zijn armen samenvloeien in zijn ziel. Alle vlinders in zijn buik slaan tegelijk hun vleugels uit wanneer hij hen beide in dit heilige moment hoog boven de straat van Singapore als één en dezelfde vrouw bemint.
×